Niet pas in december bezinning op vuurwerk
De laatste jaren duikt het onderwerp na de zomer steevast op: vuurwerk. In de maanden voorafgaand aan de jaarwisseling wordt er in de politiek vaak stevig over gedebatteerd, terwijl allerlei betrokkenen uit de samenleving, zoals korpschefs van de politie en medici, eveneens van zich laten horen.
Zo boog deze week de Tweede Kamer zich nog over een aanscherping van het vuurwerkverbod. Ook in menige gemeente is er discussie over beperkingen in de vorm van bijvoorbeeld vuurwerkvrije zones bij zorginstellingen en dierenpensions. Daartegenover staat dat anderen vinden dat iedereen zijn gang moet kunnen gaan.
De meningen lopen steeds sterker uiteen. Daarbij valt het wel op dat de kritiek op het afsteken van vuurwerk en de overlast rond de jaarwisseling ieder jaar verder toenemen. Inmiddels kan een algemeen vuurwerkverbod al rekenen op de steun van bijna de helft van de Nederlanders. Aan de toenemende ergernis dragen misstanden zoals rond het vreugdevuur in Scheveningen vorig jaar duidelijk bij.
Eigenlijk is het best opvallend dat vuurwerk ter discussie staat. Lange tijd hoorde het afsteken van vuurpijlen en knalvuurwerk bij Oud en Nieuw, net zoals oliebollen, champagne of een bruiswijntje. Het is traditie. Maar in de samenleving is een omslag gaande.
Hiervoor gelden verschillende redenen. Er wordt vaker gewezen op de grote overlast voor mensen en dieren, de vele ongelukken, waarvan soms zelfs met dodelijke afloop of blijvend letsel, de flinke milieuvervuiling en de enorme materiële schade. Ook de vele miljoenen euro’s die met de aankoop van vuurwerk zijn gemoeid, stuiten terecht op grote kritiek.
Principieel zijn er eveneens flinke bezwaren. De jaarwisseling is niet iets van ”lang leve de lol”. Het mag zeker gezellig zijn, maar veel belangrijker is dat het ook een moment van bezinning is. Daarom blikt menig christen met Bijbellezing en gebed terug op het oude jaar en worden Gods hulp en zegen gevraagd voor het nieuwe. Het even later afsteken van vuurpijlen en knalwerk past daar niet bij. Te meer daar vuurwerk voortkomt uit een heidense traditie.
Opvallend is dat in verschillende gemeenten met relatief veel orthodox-protestantse inwoners er fikse problemen rond de jaarwisseling zijn. ‘Gewoon’ vuurwerk, carbid, een oudejaarsvuur of bijvoorbeeld het in brand steken van oude auto’s wordt door ouders en gemeenten vaak geaccepteerd als een feit dat je niet kunt veranderen. Het hoort blijkbaar bij de plaatselijke gewoonten. Maar is het werkelijk gewoon?
Gezien alle bezwaren en bedenkingen, niet het minst die van principiële aard, past een goede bezinning in het gezin, op scholen, tijdens catechisatie of bijvoorbeeld op verenigingen. Het is belangrijk daar nu al mee te beginnen en niet te wachten tot december, want dan zijn de meeste bestellingen voor vuurwerk de deur al uit.
Bij het maatschappelijk debat over vuurwerk is het belangrijk dat ook christenen van zich laten horen. Dat kan allereerst door zelf het goede voorbeeld te geven, maar bovendien door bijvoorbeeld in te spreken op bijeenkomsten van de gemeenteraad, als het daar over vuurwerk gaat. Neem het vuurwerk onder vuur.
De auteur is adjunct-hoofdredacteur van het Reformatorisch Dagblad.