Column: Afvalschaamte
Jaren geleden had ik een droom die ik niet ben vergeten. Het gebeurde in de tijd dat we ons huis aan het verbouwen waren. Ik reed regelmatig met een karretje naar de vuilstort. In mijn droom was de vuilstort veranderd in een onmetelijke hal. Overal waar ik kon kijken, zag ik een enorme afvalberg. Het was het afval dat ik in heel mijn leven naar de vuilstort had gebracht. Het leverde me een moment op van intense schaamte.
Sindsdien zijn mijn ritjes naar de vuilstort er niet leuker op geworden. Daar draagt de omgeving trouwens ook niet aan bij. Het is er soms net een parcours van botsautootjes. Iedereen wil snel weg en dat kan de sfeer behoorlijk bederven. Je komt er ook liever niet iemand tegen die je kent. Je schaamt je toch een beetje voor al die troep die je komt brengen.
Afval laat zien waar we als westerse maatschappij mee bezig zijn. Het is het bijproduct van de enorme vooruitgang waar we allemaal van profiteren. In Amerika wordt 4 procent van de energie gebruikt om voedsel te produceren en 4 procent om het in te pakken. Onverpakt voedsel bestaat niet meer. Wij produceren afval. Letterlijk.
Grofweg komt het erop neer dat we vroeger afval hadden dat vanzelf verging en tegenwoordig afval dat blijft voor altijd. Daar komt nog bij dat de hoeveelheid afval enorm is toegenomen in de afgelopen eeuw. De stijging van de temperatuur is daarbij vergeleken kinderspel. Als we niets doen, wordt het alleen maar erger. Alle reden dus voor een unheimisch gevoel op de vuilstort.
Bij Jeruzalem bevond zich in de tijd van de Bijbel ook een plek waar het afval werd verbrand: het dal van Hinnom. In de Evangeliën, waar dit woord elf keer voorkomt, wordt het meestal vertaald met hel. De hel als publieke vuilstort. Soms moet je de Bijbel heel letterlijk nemen.
Nadenken over klimaat en milieu wordt tegenwoordig al snel een discussie over feiten. Over wat wetenschappelijk is bewezen. Klimaatactivisten keren zich tegen de sceptici en andersom. Het lijkt alsof we pas actie ondernemen als de feiten helder zijn. Volgens mij werkt het zo niet. Dat blijkt uit een ritje naar de vuilstort. Hier worden we de stinkende zelfkant van onze vooruitgang gewaar. We dachten dat we de aarde kunnen gebruiken zonder nadenken, maar op de vuilstort voelen we ons er toch ongemakkelijk over. Ik ben nog nooit iemand tegengekomen die er met plezier naartoe gaat. (Ter zijde: er werken lijkt me wel leuk; hier gaan de maskers af en leer je de mens kennen zoals hij of zij is.)
Na vliegschaamte komt nu de tijd voor afvalschaamte. Het is tegenwoordig niet meer stoer om als wetenschapper of bankier de helft van je tijd in een vliegtuig te zitten. Zoiets kan zomaar gebeuren met afval. Wie de les van de vuilstort negeert, kan met harde hand bij de les worden gehaald.
Want om ons te gaan schamen, moet er vaak eerst iets gebeuren. Voor vliegschaamte waren dat de klimaatprotesten, ingegeven door angst voor de rampen die komen. En door de woede over de politici die ons een streek geleverd hebben. Het edele drietal van angst, schaamte en woede was vroeger het terrein van psychologen en psychiaters. Tegenwoordig staat de krant er vol mee.
We leven in een tijd vol veranderingen. Mensenmassa’s komen in beweging. De ene keer zijn het boeren, de andere keer scholieren. Misschien bericht deze krant binnenkort over afvalprotesten. Of over een zusterorganisatie van Greenpeace die het vervoer van afval tegenhoudt en onze steden en dorpen verandert in publieke vuilstortplaatsen.
Al die onrust confronteert ons met wat we eerst veilig op afstand hielden. Het verpakkingspapier gaat van de dingen af. We beleven haast oudtestamentische tijden. Nog is er tijd om tot inkeer te komen, maar op een dag breekt de chaos los.
Toch is er hoop. Wie aandachtig leeft en de les van de vuilstort begrijpt, hoeft het niet zover te laten komen. Dat is wat anders dan afval minderen uit angst voor straf. Hoop kust andere dromen wakker. Minder afval komt dan vanzelf.
De auteur is hoogleraar toegepaste MR fysica aan de Universiteit van Amsterdam.