Meedoen met de klimaatpaniek?
Hoeven christenen minder bezorgd te zijn over het klimaat, omdat hun horizon verder reikt dan het heden?
Het is niet mijn intentie om nog een begrip toe te voegen aan de hele reeks van begrippen die ontstaan is op de stam ”klimaat”. We spreken vandaag de dag van klimaatakkoord, klimaatbeleid, klimaatbeheersing, klimaatplafond, klimaatstaking, klimaattafels, klimaatleugens, klimaathype, klimaathysterie enzovoort. Het gaat om een onontkoombaar vraagstuk, zeker in de week van een groots boerenprotest in de Hofstad.
Verder besef ik dat ik mij aan een onderwerp waag waar ik weinig van afweet en ik beken dan ook op voorhand dat ik weinig zicht heb op de politieke en zakelijke belangen en op de lobby die op de achtergrond dit urgente debat – want dat is het zeker – beïnvloedt of zelfs beheerst. Het is trouwens de vraag of er veel zijn die dat overzicht wel hebben.
Proef in mijn woorden geen scepsis. Er ís sprake van een probleem van een geweldige omvang, dat iedereen raakt en iedereen aangaat. En wie laat het onberoerd dat poolkappen smelten, weersveranderingen zich laten gelden, soorten bedreigd worden en de natuur op allerlei manieren uitgeput raakt? Ontwikkelingen van verval en bederf die ons moeten aangrijpen, omdat we er óók iets in onderkennen van het „zuchten van het ganse schepsel” (Romeinen 8), dat onderworpen is aan de ijdelheid.
Maatschappelijk leidt dit tot een schrik, tot een diepgeworteld gevoel van onbehagen dat de vorm aanneemt van paniek. En veel reacties hebben iets paniekerigs. Zelfs maatregelen en voorgenomen wetgeving dreigen een hijgerig karakter te krijgen. Alles wat kan, moet worden ingezet, liefst zo snel mogelijk. Op het gevaar af dat we vervallen in een beleid ”à l’ improviste”.
Nu kan ik iets van die paniek wel aanvoelen. De mens ziet zijn leefruimte uit elkaar vallen, voor zichzelf en zijn nazaten. En wie zou dat met droge ogen kunnen aanzien? Maar de klimaatpaniek die nu collectief om zich heen grijpt, verraadt wel een sterk binnenwereldlijke oriëntatie. Alsof er behalve deze wereld niets is en alsof er na deze oude aarde niets komt. Het geluk en het heil van mensen worden volkomen gedacht in termen van deze wereld, van het hier en het nu. De fundamentele opvatting achter veel bezorgdheid om de leefbaarheid van deze aarde lijkt te zijn dat het hier beneden wél is.
Een christen heeft de hoge en dure roeping om zorg te dragen voor de schepping. De aarde en haar volheid zijn immers van de Heere! Daarom is nonchalance volstrekt ongepast. Die proef je soms als het gaat over de zorg voor de schepping, het milieu, flora en fauna. Het besef dat het gaat om het werk van Gods handen moet voor ons alle reden zijn om de schepping te bouwen en te bewaren en ons teweer te stellen tegen het vernielen en uitputten daarvan.
In dat verband past ons ook te belijden dat we die zorg vaak veel te weinig gekoesterd hebben en veel te laks zijn geweest. Het zuchten van de schepping is niets minder dan een aanklacht. Waarbij een christen nog wat dieper moet tasten dan naar de oorzaken van opwarming. Het is ook schuld. Het bederf deed zijn intrede ten gevolge van onze zonde. Wij onderworpen het schepsel aan de ijdelheid.
Naast dieper tasten mag een christen ook verder zien. Opzien tot God, Die de God van de schepping én herschepping is! En uitzien naar Zijn toekomst, waarin Hij nieuwe hemelen én een nieuwe aarde het licht doet zien. Een christen is zo bezien de meest progressieve burger. Hij is burger van een eeuwig koninkrijk. Het heil ligt voorbij de horizon van deze aarde. Het wonder is echter dat het heil naar deze aarde kwam, in de gestalte van de Heiland. Het is heil dat in deze bedeling ontkiemt, maar de volle bloei reikt tot in de eeuwige toekomst. Dat is dé verwachting voor de mens en de schepping waarin God hem stelde. Die verwachting is Christus. „Maar wij verwachten, naar Zijn belofte, nieuwe hemelen en een nieuwe aarde, in dewelke gerechtigheid woont” (2 Petrus 3:13).
De auteur is universitair docent praktische theologie en apologetiek aan het Hersteld Hervormd Seminarie.