Rechtbank van het geweten
Psalm 4:5
„Zijt beroerd en zondigt niet; spreekt in ulieder hart op uw leger, en zijt stil. Sela.”
Toorn is een nuttig middel om ons wakker te schudden, de ziel op scherp te houden en ons minder tolerant te maken tegenover innerlijke onvrede die het resultaat is van onrecht. Ze bedoelt ons wrekers te maken van degenen die bedrieglijk handelen. Daarom zegt David: „Wees toornig en zondigt niet.” Als dat niet mogelijk was, zou hij het niet hebben opgedragen. Want niemand draagt onmogelijke dingen op.
Terwijl hij ons binnenleidt in deze wet van de apostel en in de studie van het Evangelie en dezelfde dingen zegt die Christus zegt, voegt hij er nog een aansporing aan toe door te zeggen: „Spreekt in uw harten, pijnig uzelf daarover op uw legerstede.” Wat wil deze tekst zeggen? Want zij lijkt onduidelijk te zijn. Op het gunstigste moment, na de maaltijden, zegt hij, wanneer u op het punt staat uzelf ter ruste te begeven, wanneer u op het punt staat om naar bed te gaan en er veel rust is –omdat er verder niemand is– en uw innerlijke rust groot is omdat niemand u lastig valt, breng dan de rechtbank van uw geweten in werking, ja eis zelfs straffen, en wat u overdag aan slechts hebt verzonnen, hetzij door het beramen van listen of door de naaste gemeen te bedriegen, of door geheel bedorven verlangens te koesteren, stel dat alles eens bij gunstige gelegenheid van dat rustmoment in het midden.
Johannes Chrysostomus, priester te Antiochië (”Homiliën”, ca. 390)