Democratie in EU vereist sleutelrol nationale parlementen
De Europese Unie was een project van regeringsleiders. De toekomst zal leren dat de EU alleen vooruit kan komen als ze een zaak is van de burgers van Europa. De natiestaat is daarbij hun primaire politieke omgeving.
Na de val van het IJzeren Gordijn heeft de Europese Unie zich over vrijwel alle staten van Europa ontfermd. De EU bracht welvaart, maar is er vandaag een solide basis voor democratie? Juist in Midden- en Oost-Europese landen is er een terugkeer naar autoritaire politieke vormen, wordt er opzettelijk gelonkt naar het autocratische Rusland en staat de rechtsstaat onder druk. In West-Europese landen breekt een vorm van populisme door die zich tegen democratische waarden en vrijheden verzet.
Er is bij veel burgers een diepe onvrede over de EU als zodanig. Europa is een bureaucratische macht op afstand geworden die vrijheden inperkt. Burgers voelen zich niet gezien en hebben geen toegang tot de politieke besluitvorming, terwijl zij in hun dagelijks leven wel steeds worden geconfronteerd met Brusselse regels. De Raad van State sprak enkele jaren geleden van „democratische vervreemding” met betrekking tot Europa.
Geen open debat
Een overheid dient zich te richten op het behartigen van publieke gerechtigheid. Ze doet dat nooit geïsoleerd. De roeping daartoe gaat uit naar alle overheden, ook naar overheden die samenwerken in Europees verband. Maar waar overheidsmacht is, moet ook democratische controle zijn.
Als de EU ook overheid is, moet er duidelijkheid zijn over de functie, rol en begrenzing van deze overheid. Die duidelijkheid is in de huidige opzet echter niet te verkrijgen.
Voor een volwaardige democratische politiek moet duidelijk zijn welke macht gecontroleerd moet worden, maar ook wat de aard dan is van het politieke werk dat zich daarop richt. Het probleem is dat de Europese politiek anders is dan de nationale politiek. Het wetgevingsproces in Brussel is een bureaucratisch onderhandelingsproces aan vele tafels, niet een open debat in een centraal forum, waarin argumenten publiekelijk worden gewogen.
Bij de opzet van de Europese Unie was er aanvankelijk helemaal geen ruimte voor nationale parlementen. Het Verdrag van Lissabon (2009) gaf daaraan voor het eerst een rol. Dat late binnentreden van die parlementen in de Europese politiek is veelzeggend. De invloed ervan is nog altijd gering. Dat betekent dat ook daar het debat over Europa maar niet van de grond wil komen, voorbij de techniek van het spel dat regeringen in Brussel hebben te spelen. Daarmee blijft de democratische controle van Brussel onder de maat.
Ook die nationale parlementen treft blaam. Als zij zich met grotere inspanning op de Europese wetgevingsprocessen storten, ontstaat er een Europese politiek waar we verder mee komen.
Terug naar basis
Volgens prof. dr. Luuk van Middelaar, hoogleraar grondslagen en praktijk van de Europese Unie en haar instellingen, wordt er aan een Europese kathedraal gebouwd vanuit twee rivaliserende bouwplannen. In het ene wil men verder op de weg naar federalisering en wil men Europa ontwikkelen in de richting van een staat. In het andere plan is Europa geen staat, maar een internationaal samenwerkingsorgaan, waarbij alle soevereiniteit bij de lidstaten blijft. Een onoplosbaar dilemma. Hoe nu verder?
We moeten terug maar de democratische basis voor de EU. Er moet in de eerste plaats recht worden gedaan aan de wens en politieke wil en verantwoordelijkheid van burgers. De burger is niet vanaf het begin meegenomen. Dat is de grote weeffout bij de ontwikkeling van de EU als project van Europese regeringsleiders. De EU heeft simpelweg geen democratische basis in het politieke leven van Europese burgers. Daarom leven verkiezingen niet en ontsporen referenda. Zodra burgers zich tegen de macht van Brussel in hun leven kunnen keren, doen ze dat. Er is een andere Europese democratie nodig, die moet worden opgebouwd vanuit de burger en zijn politieke verantwoordelijkheid en zeggenschap. Politiek komt tot leven in een concrete context.
Die context wordt gekweekt wanneer burgers verantwoordelijkheid kunnen dragen voor hun eigen aangelegenheden, zichzelf kunnen besturen, en uitgedaagd worden om bij te dragen aan het welzijn en de toekomst van de eigen samenleving. Om aan die concrete context recht te doen, moet het politieke leven decentraal zijn ingericht. Het Europese project is dat niet.
Natiestaat
Europese democratie kan groeien vanuit politieke gemeenschappen die voor burgers vanzelfsprekend en legitiem zijn. Europese burgers zijn in de eerste plaats burgers van hun land, daar hebben zij rechten en plichten die ze effectief kunnen maken in een politiek leven. De nationale integratie is nog altijd vele malen sterker dan de Europese.
De natiestaat blijft daarmee de primaire politieke omgeving voor de Europese burger. De EU is een gemeenschap van politieke gemeenschappen. Politiek begint daar waar mensen verantwoordelijkheid dragen voor hun omgeving, voor de relaties waarin zij functioneren, voor de bloei van de stad. Als er wel gehoorzaamheid wordt gevraagd, maar er geen reëel recht is op invloed, geen zeggenschap, dan doodt dat burgerzin en politieke betrokkenheid. Het Europa van de toekomst zal recht moeten doen aan nationale politieke gemeenschappen.
Natiestaten zijn dus de primaire politieke gemeenschappen van Europa en de erkenning daarvan ligt opgesloten in de constitutie van de EU. De lidstaten blijven soeverein, ook al delen ze hun soevereiniteit op een aantal gebieden. Op basis van die gedeelde soevereiniteit heeft de EU wetgevingsbevoegdheid, geen monopoliemacht.
Het is een misverstand te denken dat het centraal stellen van de natiestaat een stap terug is naar het verleden. Een ander misverstand is dat wie pleit voor de natiestaat als primaire politieke gemeenschap tegen Europese integratie zou zijn, of zelfs tegen het delen van soevereiniteit met andere staten. In het christelijk-staatkundig denken is er altijd een supranationaal perspectief. De volken en de staten zijn alle geroepen door één God. Publieke gerechtigheid is een norm voor alle overheden. Er zijn supranationale waarden van naastenliefde en solidariteit die in nationale politieke gemeenschappen om politieke erkenning vragen.
In het Europa van de burger moet het komen tot een verdeling van bevoegdheden tussen de EU en de lidstaten die recht doet aan lokaal politiek leven en optimale samenwerking.
Nieuwe rol
Concluderend: Europa zal democratisch zijn, of ze zal niet zijn. De houding van Europese burgers laat geen verdere ontwikkeling toe die ‘bovenlangs’ gaat. Daarvoor is het verzet inmiddels te groot.
De weg naar een democratisch Europa dat verder weet te komen in samenwerking en integratie loopt via de nationale parlementen. Die zijn nu het overgeslagen station. Het Europees Parlement kan deze rol niet overnemen en beschikt bovendien over onvoldoende democratische legitimiteit.
De reparatie van het Europese bouwwerk zal moeten lopen via de voornaamste democratische organen, het nationale parlement. Deze zal een rol op zich moeten nemen die nieuw is. De Eerste en Tweede Kamer zullen meer dan nu het kanaal moeten worden voor Europese politiek. Tot nu toe kijkt het parlement vooral met de eigen regering mee en vraagt het zich af of de belangen van Nederland voldoende worden gediend.
De EU was een project van regeringsleiders, de toekomst zal leren dat de EU alleen vooruit kan komen als ze een zaak van de burgers van Europa is.
Prof. dr. Roel Kuiper is fractievoorzitter van de ChristenUnie in de Eerste Kamer. Dit is een verkorte versie van de Egbert Schuurmanlezing die hij op 23 mei uitsprak in Breukelen.