Column (ds. J. Belder): Ober, mag ik twee cappuccino van u?
„O jongens, kijk nou eens. Wat leuk”, roept enthousiast de dame die als een moederkloek een peloton vriendinnen de kerk binnenloodst. Waarom sommige vrouwen elkaar jongens noemen, ontgaat me. Haar jongens vinden het vooral ‘enig’. Ik word overladen met vragen. Of ik hier elke dag zit. In het zwart werk. „Wel in het zwart, maar niet zwart”, haast ik me te zeggen. Het grapje wordt duidelijk niet begrepen. Of ik altijd voor dominee speel. „Ik doe al jaren m’n best, mevrouw”, antwoord ik wat onhandig. Landt ook niet.
Op dit moment komt mijn vrouw het kerkje binnen. Gelukkig. Ze is gewapend met een dozijn kaneelstokken, aangeschaft in het ouderwetse snoepwinkeltje tegenover de kerk. Bestemd voor nichtjes en neefjes. Toen nog klein, inmiddels allemaal uit de kluiten gewassen en van de kaneelstokken af.
Het gebeuren vond plaats in het Zuiderzeemuseum in Enkhuizen. Vanwege de immense hitte van de dag had ik mij teruggetrokken in het oude bedehuis dat elders overbodig was verklaard en op het museumterrein een geheel nieuw leven was begonnen.
Ik moest er zondag weer aan terugdenken. Zal wel komen doordat het de Nationale Museumweek is.
Wij zijn regelmatige bezoekers van musea. Echte, onvervalste cultuursnuivers. Behorend tot de grijze golf die duidelijk weinig anders meer te doen heeft dan door ’s lands cultuurpaleizen dwalen. Er valt in museumland te kiezen. Soms verprutsen museumbazen de boel door de weg van een themapark op te gaan, of nog erger, die van een pretpark. Ik noem geen namen. Na de woede van’s lands penningmeesters over me te hebben afgeroepen, kan ik die van de museumdirecteuren er niet bij hebben.
Er zijn musea in maten. Klein, groot en middelgroot. Sommige huisvesten een oceaan aan zandlopers. Andere hebben tegeltjes te kust en te keur. Of dakpannen in soorten en maten. Er wordt beweerd dat er alleen al in Amsterdam 66 musea bestaan. Het Rijks is koploper wat bezoekersaantallen betreft. Jaarlijks een slordige 2,2 miljoen. Je staat eerst lang in de rij en eenmaal binnen word je meegestuwd in de vaart der volkeren. Aan- en voortgeduwd van object naar object. Boze tongen beweren dat veel kunst op dubieuze wijze is verkregen. Nazaten komen om hun rechten. Wie niet op een dag voor een lege muur wil staan, wachte niet te lang met zijn bezoek.
„Zou ik twee cappuccino van u mogen”, vraagt een aardige dame in het restaurant van een van onze grote musea mij. Ei lieve, word ik niet voor een museumstuk versleten, dan wel voor een ober gehouden. Dat zwart vermag wat.