Kamer geeft Dekker flinke portie huiswerk mee in zaak Michael P.
Minister Sander Dekker (Rechtsbescherming) kreeg woensdag van de Tweede Kamer nog een flinke portie huiswerk mee in het debat over alles wat er mis ging in de behandeling van Michael P.; de moordenaar van Anne Faber.
Zo wil een Kamermeerderheid op initiatief van de SGP onder meer dat Dekker nagaat welke belemmeringen er moeten worden weggenomen zodat veroordeelde zedendelinquenten niet langer met een beroep op de privcay kunnen voorkomen dat hun dossier door alle partners in de strafrechtketen kan worden gedeeld.
Ruime steun was er ook voor het pleidooi om in te grijpen bij gedetineerden die geen tbs opgelegd hebben gekregen, maar zich binnen de gevangenis zo misdragen dat alsnog het beeld rijst dat zij kampen met een ernstige stoornis. „In dat geval moet standaard aangifte worden gedaan”, zo vindt onder meer de VVD. Een nieuwe strafzaak kan er dan toe leiden dat voor het nieuw gepleegde misdrijf alsnog tbs wordt opgelegd.
De VVD vindt bovendien dat het personeel in de veiligheidssector beter moet worden geïnformeerd over bestaande maatregelen waarmee het mogelijk is langdurig toezicht te houden op ex-gedetineerden wanneer hun tbs-behandeling is afgerond.
Op initiatief van het CDA laat Dekker onderzoeken of rechters binnen het Nederlandse rechtssysteem ook een voorwaardelijke tbs-maatregel kunnen opleggen. In Duitsland bestaat die mogelijkheid al. De partij dwong bovendien af dat Dekker onderzoek laat doen naar het functioneren van de Penitentiair Psychiatrische Centra (ppc’s), de psychiatrische units binnen gevangenissen. Vorige week maakte de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OVV) bekend dat de PPC in Vught forse steken heeft laten vallen in de omgang met Michael P.
Zo verloren de behandelaren van het centrum zijn zedenverleden al snel uit het oog. De therapieën die zij hem aanboden waren vooral bedoeld om hem te leren zijn agressie beter te beheersen. Diverse misdragen van P., waaronder een van seksuele aard, werden bovendien niet geregistreerd in het dossier.
Toen het ppc P. doorstuurde naar de forensische psychiatrische afdeling (fpa) van een ggz-instelling in Den Dolder ging de leiding er bovendien mee akkoord dat zijn verleden als zedendelinquent uit het dossier zou worden gehouden. Den Dolder was mede daardoor onvoldoende alert op de veiligheidsrisico’s die P. veroorzaakte.
Tijdens het debat kwam verder naar voren dat GGZ Nederland en de Dienst Justitiële Inrichtingen nogal creatief waren omgegaan met de gevangeniswet. Beide vonden dat een overplaatsing vanuit een gevangenis naar een fpa, die was aangevraagd voor een noodzakelijke behandeling, na toekenning kon worden omgezet in een overplaatsing die hoodzakelijk als doel had het opstarten van resocialisatie-activiteiten. Gedetineerden zoals P. konden daardoor al 18 maanden voor de startdatum van de voorwaardelijke invrijheidsstelling met hun resocialisatie beginnen; in plaats van 12 maanden daarvoor, wat gangbaar is.
Minstens zo erg was dat daardoor niet meer duidelijk was met welke overplaatsing het openbaar ministerie (OM) akkoord was gegaan. Zo meende de fpa in Den Dolder dat P. al recht had op bepaalde vrijheden. In werkelijkheid was het OM alleen akkoord gegaan met zijn behandeling aldaar.
Dekker heeft de twee vormen van doorverwijzen inmiddels weer volledig van elkaar gescheiden.
Een motie van wantrouwen die de PVV tegen de bewindsman indiende, kreeg alleen de steun van DENK.