Erik Jan Tillema: Leertucht werd in Hervormde Kerk nooit in praktijk gebracht
De invoering van de leertucht in de Nederlandse Hervormde Kerk in de Kerkorde van 1951 bracht een hoop vergaderingen, ruzies en discussies, maar zorgde er uiteindelijk nooit voor dat iemand hierdoor ook daadwerkelijk uit de kerk gezet werd.
Dat stelt Erik Jan Tillema in de bundel ”Vrijzinnig verleden”, deel 2 (uitg. bureaudeus.nl), die zaterdag in Noordwolde wordt gepresenteerd. De publicatie bevat verschillende bijdragen over de vrijzinnigheid in Nederland.
Jan Koops schreef een bijdrage over een van de meest omstreden hervormde predikanten van de vorige eeuw, Louis Adriën Bähler (1867-1941). Bähler was een predikant die zich onder meer liet inspireren door het gedachtegoed van de Russische denker Tolstoj en het boeddhisme, dat begin twintigste eeuw snel populair werd in het Westen. Hij stelde vast dat Jezus geen uniek Persoon is, maar dat in ieder mens een „Christusgeest” schuilt.
De ”questie Bähler” belandde bij de synode, maar uiteindelijk kwam het na een heftige periode in 1905 tot vrijspraak van alle beschuldigingen en volledige rehabilitatie. „Voor Bähler eindigde het, maar voor een aantal anderen was dit juist het begin van een nieuwe beweging. Zij zagen in de hele affaire, en vooral in de rehabilitatie van Bähler, aanleiding voor de oprichting van de Gereformeerde Bond binnen de Hervormde Kerk.”
Tillema, eindredacteur van de bundel, schrijft over ds. Harm van Lunzen (1897-1969), een vertegenwoordiger van de links-moderne stroming binnen de vrijzinnigheid en oprichter van de Zwingli-bond. Van Lunzen was fel gekant tegen de Kerkorde van 1951, omdat die de mogelijkheid bood voor de herinvoering van de leertucht. Zijn angst bleek misplaatst. Toen hij in 1952 schreef dat de kerk van Jezus een ”afgod” had gemaakt, brak een storm rondom hem los, maar alles liep met een sisser af.
Dat gold ook voor de vrijzinnige theoloog Piet Smits, die het behoudende deel van de kerk schoffeerde met zijn artikel ”Waarvoor stierf Jezus?” uit 1959. Daarin gooide hij de verzoeningsleer van Paulus bij het grof vuil door te concluderen met de woorden: „En geef dan wat Paulus betreft mijn portie maar aan Fikkie.” Tegen hem werd een kerkelijke procedure gestart die uiteindelijk op niets uitliep: op basis van zijn geloofsopvattingen werd er geen tucht uitgeoefend. Tillema: „Het was één van de eerste wapenfeiten van de leertucht en meteen ook een grote mislukking. Het behoudende deel van de kerk hoopte dat met de leertucht al te vrijzinnige opvattingen aangepakt konden worden, maar in de praktijk bleek het niet te werken. Noch tegen iemand die beweerde dat Christus een afgod is, noch tegen iemand die de verzoeningsleer opgeeft. Vele jaren later zelfs niet tegen iemand (Klaas Hendrikse, KvdZ) die zou beweren dat God niet bestaat.”
Van Louis Bähler tot Klaas Hendrikse: er is feitelijk geen leertucht in de Hervormde Kerk –nu de Protestantse Kerk in Nederland– geweest?
„Nee, het was gewoon te moeilijk om die in praktijk te brengen. Prof. Smits verloor wel zijn emeritaatsrechten, maar dat kwam omdat hij niet wilde meewerken aan een kerkelijk proces. Maar hij is niet veroordeeld vanwege zijn leeropvatting, evenmin Klaas Hendrikse. De reden is dat er een eeuwenoude traditie van vrijzinnigheid in de Nederlandse volkskerk is. Die stroming heeft een historische plek in de kerk verworven. Er was in de Nederlandse Hervormde Kerk doorgaans een binding aan de geest en de hoofdzaak van de leer, niet aan de letter. Binnen die bandbreedte is altijd veel mogelijk geweest.”