Onze vrijheid is een lege huls
Titel:
”Tijd van onbehagen. Filosofische essays over een cultuur op drift”
Auteur: Ad Verbrugge
Uitgeverij SUN, Amsterdam, 2004
ISBN 90 5875 129 5
Pagina’s: 288
Prijs: € 19,50 Nooit scheen het individu vrijer dan in de huidige tijd. Meer dan ooit kan iedereen doen waar hij zin in heeft. De schijn bedriegt echter: dit schijnbaar vrije individu wordt bespeeld en bepaald door de markt, door de reclame en door kortdurende, oppervlakkige hypes. Dat is niet alleen schadelijk voor de individuele persoon, maar ook voor de gemeenschap waarvan hij deel uitmaakt. Deze constatering vormt de kern van ”Tijd van onbehagen”, een bundel essays van VU-filosoof Ad Verbrugge (1967).
Vraag het een willekeurige voorbijganger op straat: Wat is vrijheid? Tien tegen één dat het antwoord neerkomt op: kunnen doen waar je zin in hebt. We willen vrij zijn om te doen waar wij zin in hebben en wat wij leuk vinden. Wat we leuk vinden kan variëren van de regelmatige aanschaf van het nieuwste model mobiele telefoon tot het bekijken van kinderpornofilmpjes op internet. Daarmee komt meteen de grens van de vrijheid in zicht: het eerste is in de huidige maatschappij wel geaccepteerd, het tweede niet. De grens van de vrijheid ligt daar waar de vrijheid van anderen geschaad wordt. Waar een ander geen last van mij heeft, dient niemand zich met mij te bemoeien.
Dit vrijheidsbegrip is dus een lege huls. De vraag naar wat juist handelen is, kan niet worden beantwoord. Het enige dat goed genoemd kan worden, is de maximale behoeftebevrediging van het individu. Inhoudelijk wordt er aan zijn handelen alleen een negatieve grens gesteld: niet goed is wat de ander schaadt. Een positieve richtlijn voor het handelen is er niet.
Ad Verbrugge stelt hiertegenover het deugdbegrip van Aristoteles, dat er op neerkomt dat iemand goed handelt wanneer hij rechtvaardig is en zo de andere leden van zijn gemeenschap tot hun recht laat komen. Aristoteles begrijpt de mens dus van meet af aan als lid van een gemeenschap. Niet mijn wens tot behoeftebevrediging, maar het welzijn van de gemeenschap vormt de richtlijn voor mijn handelen.
Gilden
Waar wordt deze deugd aangeleerd? In de lijn van de filosoof MacIntyre spreekt Verbrugge van ”praktijken”. Een voorbeeld daarvan vormen de middeleeuwse gilden, waar een gezel (een leerling) stap voor stap in het ambacht ingewijd wordt, waar hij een idee van beroepseer krijgt, en waar bovendien de meester (de leraar) een ideaal vormt waarnaar de gezel zichzelf modelleert. Niet wat de gezel leuk vindt staat centraal, maar een moeizaam te verwerven deugd. Vergelijk hiermee de praktijk in het moderne onderwijs, waarbij het ”aansluiten bij de belevingswereld van de leerling” soms het enige criterium voor goed onderwijs lijkt te zijn! Verbrugge noemt ook de managerscultuur in organisaties, waarbij tal van waardevolle praktijken opgeofferd worden in reorganisaties in naam der efficiëntie.
Aardig is het om hierbij te vermelden dat Verbrugge in een interview in Wapenveld vertelde dat hij zelf mede gevormd was door Daan van Es, een publieke figuur in het Terneuzen (waar Verbrugge opgroeide) van de jaren zestig en zeventig. Deze Van Es was onder veel meer filosofisch autodidact en probeerde ook groepjes jongeren filosofisch te vormen. Omdat deze man ook actief was in het kerkelijke leven, bejaarden bezocht en bovendien was geworteld in de lokale samenleving, zal hij als ”meester” meer invloed hebben uitgeoefend dan filosofische boekenwijsheid die op zichzelf bleef staan.
Wie het publieke debat van de afgelopen jaren heeft gevolgd, zou kunnen opmerken dat de roep om normen en waarden luider en luider klinkt, dat sommigen met de mensenrechten in de hand de islam te lijf gaan - dat, kortom, er een beweging gaande is in de richting van een minder grenzenloze vrijheid. Er wordt gezocht naar een duidelijker positieve invulling van de vrijheid. Verbrugges boek raakt aan deze thema’s; volgens hem kunnen noch normen en waarden, noch mensenrechten de situatie fundamenteel veranderen.
Gezellig
Zo stelt hij dat de waarden van de Verlichting ofwel de mensenrechten onderdeel van het probleem zijn, in plaats van een oplossing ervoor. Want het zijn de mensenrechten die elk mens op zichzelf stellen, als een abstract individu met rechten, geheel los van culturele achtergrond of gemeenschap. We weten inmiddels hoe gezellig onze multiculturele maatschappij is geworden, en hoe geweldig met name sommige jongeren uit andere culturen van de mensenrechten gebruikmaken. Deze jongeren zijn niet geworteld in de Nederlandse cultuur, maar ook niet in de cultuur van hun land van herkomst, en eisen vooral een abstract ”respect”, dat wil in de praktijk zeggen: respect voor het recht van de sterkste. Volgens Verbrugge is dit kenmerkend voor een samenleving waarin mensenrechten de grondslag vormen: daarin is, in zekere zin, iedereen ontworteld. Hij wijst erop dat de Europese Unie een multiculturele maatschappij in het groot dreigt te worden, een pseudo-staat met een grondwet, maar waarvan niemand zich burger weet.
Overigens wijst Verbrugge de verlichtingsidee van de vrije persoon niet als zodanig af. Hij betoogt dat deze idee afkomstig is uit het protestantse christendom, en dat de denkers van de Verlichting -Locke, Kant en anderen- haar niet rationeel konden funderen. Zij poneerden deze vrijheid omdat en doordat ze nog waren ingebed in de cultuur van het protestantisme. Niet de Verlichting is volgens Verbrugge dus de grondslag van onze samenleving, maar veeleer het protestantisme dat de Verlichting bezielde. Maar het is dan ook zo dat geen enkele cultuur zonder een ”bovenindividuele bezieling” kan, of zonder een idee van het heilige.
Geen recept
Als de secularisatie een oorzaak van de huidige problematiek is, dan zou de terugkeer van het christendom er een oplossing voor kunnen betekenen. Tussen de regels door valt dat bij Verbrugge -die geen uitspraken doet over de metafysische waarheid van religie- te lezen. Er is geen recept voor. Maar zonder religie is er geen cultuur, en cultuurverlies is de noemer waaronder Verbrugge de oorzaken van de huidige onbehaaglijkheid samenvat. Ook waarden bieden daarom geen soelaas. Waarden drukken altijd nog uit wat ik van waarde vind of wat wij van waarde vinden. Het gaat erom iets te vinden dat heilig is en objectief, iets dat aan onszelf voorafgaat en ons richt.