Dr. Spruyt: Scheidslijn in Nashvilledebat loopt dwars door gereformeerde gezindte
De commotie rondom de Nashvilleverklaring leert ons niet alleen veel over de Nederlandse samenleving en politiek, maar ook over de christelijke wereld. „Hier en daar werd de vlag gestreken door hem opzichtig te hijsen.”
Als we het –na alle commotie over de zogeheten Nashvilleverklaring– al niet wisten, dan weten we het nu. Maar we hadden het al lang kunnen weten.
Dr. W. Aalders (1909-2005) schreef in zijn boek ”Burger van twee werelden” (uit 1972!): „Door die tuimelgeest, de geest van negatie en afbraak die de wereld voortzweept van revolutie naar revolutie, zijn wij in de uitzichtloze situatie terecht gekomen waarin staat en samenleving zich nu bevinden. Restloos opgebrand zijn niet alleen de kostbare resten van het vroegchristelijke en middeleeuwse corpus christianum, maar ook zelfs de ”scintillae et rudera” (vonkjes en overblijfselen) van de oorspronkelijke Godskennis.
Vandaar de wetteloosheid, de anarchie, de misdaad, de seksuele uitbarsting, de abortus, het druggebruik, de godslastering, de genotzucht. (…) Het na-christelijke Europa is dieper gezonken dan de heidenen eertijds. Het leeft uit het beginsel van de ontkenning. Zijn kracht en vreugde ligt in afbraak en protest. Zijn wezen is (hoe scherp heeft Luther dat gezien) de ondankbaarheid.”
Op het bureau van dr. W. Aalders lag jarenlang een boekje: het geschrift van C. S. Lewis over ”De afschaffing van de mens”. Dat boekje is één lange toelichting op de stelling dat een vrouw die van haar man scheidt niet opnieuw maagd wordt. Een cultuur die heidens was en daarna door het christelijk geloof werd geheiligd, keert na een keuze tégen het christelijk geloof en de genade niet naar het heidendom en de natuur terug, maar kiest voor het on- en tegennatuurlijke. Wie onze tijd en het geding met de lhbti-ideologie wil begrijpen, kan niet om dit boekje heen.
Oude rekening
Dat is ons geding met de wereld om ons heen. Misschien komen hier en daar als vanzelf herinneringen boven aan de woorden die Dietrich Bonhoeffer aan die relatie heeft gewijd. Hij sprak van de noodzaak van de ”disciplina arcani”, een vroegchristelijk begrip dat betekent dat kennis van de mysteriën van het christelijk geloof op een bepaald moment –wanneer die alleen maar onbegrip, spot en blasfemie oproepen– beter niet meer publiekelijk kan worden gedeeld.
De Nashvillekwestie heeft onze ogen niet alleen geopend voor de staat van onze samenleving, maar ook voor de politiek. Onze overheid werpt zich meer op als een bevrijder van godsdienst dan als een beschermer van de godsdienstvrijheid.
Hoe komt dat? vroeg Trouw-commentator Hans Goslinga zich vorige week af. „Is dat louter een misverstand of moedwil om een oude rekening te vereffenen uit de tijd dat Nederland nog overwegend christelijk was en de kerken een bevoogdende rol speelden? Zulk revanchisme zou haaks staan op de geest van de Culturele Revolutie, die nu juist werd aangedreven door weerstand tegen aanpassing aan een bestaande orde. De individuele expressievrijheid die daarvan het gevolg was kan, nu zij dominant is geworden, gemakkelijk verkeren in druk op burgers en bevolkingsgroepen zich aan de nieuwe moraal aan te passen.”
Toon
‘Nashville’ heeft ons echter niet alleen veel over samenleving en politiek geleerd (als we dat al niet wisten), maar ook over de christelijke wereld. Velen hadden moeite met de ”toon” van de verklaring. Zelfs nadat zij inmiddels hadden begrepen, of konden weten, dat de verklaring bedoeld was als de onderlegger voor een conferentie, en dat daar de verdere bezinning en de definitieve vaststelling van de tekst en de ondertekening en publicatie zouden plaatsvinden.
Anderen distantieerden zich echter nadrukkelijk van de inhoud. Ik heb het dan over mensen die graag meer ruimte binnen de kerk willen zien voor tolerantie ten opzichte van homoseksualiteit. Dat wisten we al, en de verklaring was nu juist bedoeld als een getuigenis tegen deze tendens, die zich openbaarde in de discussie (opgerakeld oor Op Goed Gerucht) in de Protestantse Kerk in Nederland over het zegenen dan wel inzegenen van het homohuwelijk (en in de op deze discussie gevolgde open brief), en in bijdragen op de studiedag in Nijkerk in november vorig jaar. De verklaring is een behoudend protest tegen de liberale radicalisering in de protestantse kerken.
Scheidslijn
Teleurstellender nog, wat mij betreft, was het doen en spreken van mensen die ik niet voor aanhangers van die radicalisering houd, maar die in alle commotie toch wel heel voorzichtigjes hebben gereageerd. Aalders had het over een tuimelgeest, en ontleende die uitdrukking aan een gedicht van Cats: „(…) den vreemden tuymelgeest/ die overal het hert der vromen maeckt bevreesd.”
Was het vrees die SGP-burgemeesters de vlag deed strijken door hem opzichtig te hijsen? Is het vrees die sommigen inspireert om een pastorale benadering te doen overvloeien in een acceptatie van homorelaties? Ineens realiseer je je dan dat de scheidslijn in het debat inmiddels dwars door de gereformeerde gezindte, ook in engere zin, loopt. Net als bij de discussie over schepping en evolutie. Je zou je nog kunnen afvragen of beide fronten met elkaar te maken hebben.
Misschien mag ik nog een keer naar dr. Aalders verwijzen, als een vraag aan ons allen. Nederland, zo schrijft Aalders in zijn reeds genoemde boek, is lange tijd een oase, een Elim, geweest. Christenen hadden vrijheid en kregen subsidie. Het gevaar is dan dat we het nomadenkarakter van het geloof vergeten en in plaats van een pelgrim een ”wereldse bourgeois” worden.
Christenen worden nu uit de oasen van het verleden gevoerd, zwalkend een zee op waar we alleen op kompas kunnen varen. „De beslissende vraag die op ons afkomt, is of wij niet verleerd zijn om nomadenchristenen te zijn, en om op kompas te varen. Zijn wij er door de bevoorrechting van een rijk verleden niet te verwend voor?”
Tot slot graag nog dit. Als iemand karaktervol zijn rug heeft rechtgehouden, in debat en in de media, dan was het Kees van der Staaij. Chapeau!