Jezus is onder de rabbijnen
Inzicht in de rabbijnse Bijbeluitleg geeft ons grotere kennis over Jezus.
Het artikel van ds. J. C. Overeem en drs. A. Groothedde (RD 4-1) lijkt te gaan zorgen voor een bezinning op onze relatie als christenen met het Joodse volk. Ds. C. P. de Boer plaatste in zijn artikel (RD 11-1) enkele kanttekeningen bij de bijdrage van Overeem en Groothedde, maar wel met het doel „om de bezinning op onze verbondenheid met het Joodse volk te verdiepen”. Zijn artikel was getiteld: ”Is Jezus ook onder de rabbijnen?” Deze vraag zou ik graag bevestigend willen beantwoorden.
Ds. De Boer merkt op dat we, om te begrijpen hoe Jezus en Zijn volgelingen met de Bijbel omgingen, niet de rabbijnse traditie van later moet bestuderen, maar de intertestamentaire periode. Dit is zeker waar. Toch kunnen we de rabbijnse Bijbeluitleg van na Jezus’ tijd niet zomaar ter zijde schuiven. Wie zich bijvoorbeeld verdiept in de Talmoed of de midrasjiem (rabbijnse exegetische verhandelingen), zal ontdekken dat deze bronnen wel degelijk licht werpen op Jezus’ woorden.
Een goed voorbeeld hiervan zijn de gelijkenissen. Ook in veel rabbijnse literatuur vinden we gelijkenissen. Zo verwijst een koning in een rabbijnse gelijkenis bijna altijd naar God en werpt deze zo een verhelderend licht op Gods karakter. Als we hiermee vertrouwd raken, kan dat een beter zicht bieden op Jezus’ gelijkenissen en begrijpen wij Zijn lessen beter. Hij leefde immers in vrijwel dezelfde cultuur en omstandigheden als deze rabbijnen.
Farizeeërs
Ds. De Boer constateert terecht dat Jezus en Zijn volgelingen dezelfde exegetische methoden gebruikten als sommige tijdgenoten. Een voorbeeld hiervan hebben we al gezien, als het gaat om de gelijkenissen. Het jodendom ten tijde van het Nieuwe Testament bestond uit een aantal stromingen. De twee belangrijkste hiervan kennen wij ook uit de Evangeliën: sadduceeërs en farizeeërs. De rabbijnen waren afkomstig uit de farizeïsche traditie. Net als de apostel Paulus, overigens. Zijn leraar Gamaliël was een van de beroemdste leiders van de farizeeërs in zijn tijd. Wie de rabbijnse geschriften bestudeert, die dus gebaseerd zijn op de theologie van de farizeeërs die voor en gelijktijdig met Jezus leefden, zal ontdekken dat zij theologisch zeer nauw aan Hem verwant zijn. Hun slechte reputatie is dan ook onterecht. Weliswaar voert Jezus harde discussies met hen, maar wie de Talmoed bestudeert, zal ontdekken dat zij ook onderling stevig debatteerden. Deze debatten ontstonden niet omdat zij veel van elkaar verschilden, maar juist omdat zij een grote gemeenschappelijke basis hadden, op grond waarvan zij konden twisten. Het is maar een voorbeeld van hoe kennis van het rabbijnse jodendom (en haar voorganger, het farizeïsme) ons begrip van Jezus en het Nieuwe Testament kan vergroten.
Eschatologische hoop
Tot slot vraagt ds. De Boer zich af hoe de rabbijnse traditie zich verhoudt tot de eschatologische Bijbeluitleg „ten tijde van deze grote vaderen”. Dit is vrij eenvoudig te verklaren. De eschatologische hoop verdween na het jaar 136, toen keizer Hadrianus een einde maakte aan de Bar Kochba-opstand. Daarop volgde een nieuwe diaspora. Op dat moment was voor Joden wel duidelijk dat de Messiaanse verlossing niet ophanden was. Vanaf toen kreeg de Torah ook definitief haar centrale plaats in het Joodse leven.
Is Jezus onder de rabbijnen? Ja. Maar is dat alles? Nee. Zijn naam is niet zomaar Jezus. „Hij zal Zijn volk zalig maken van hun zonden” (Matth. 1:21; Ps. 130:8). Straks komt Hij terug, om deze hoop van de Joden te vervullen. Van harte ondersteun ik de oproep van Overeem, Groothedde en De Boer tot nadere bezinning. Laten we, na eeuwen van verwijdering, weer dichter bij elkaar komen. Gaat het uiteindelijk voor ons allen niet om de eer van deze ene God?
De auteur studeert Hebreeuws en Joodse Studies aan de Universiteit van Amsterdam.