Kerken, veroordeel antisemitisme publiekelijk
Het is een schande dat bijna 75 jaar na de Holocaust er nog steeds antisemitisme is. Synodes van elke kerk moeten een verklaring afgeven waarin in de meest scherpe bewoordingen elke uiting daarvan wordt veroordeeld.
Jodenhaat neemt toe. Het is daarom niet meer dan terecht dat de Tweede Kamer op 27 november een motie aannam tegen antisemitisme. De motie roept de regering op „steun te verlenen aan het hanteren van de internationale IHRA-werkdefinitie van antisemitisme.” Het doel van zijn motie is, zoals indiener Kees van der Staaij (SGP) zegt: „het veelkoppige monster van het antisemitisme effectief te bestrijden”. ”IHRA” staat voor “International Holocaust Remembrance Alliance”, een internationale organisatie met vertegenwoordigers uit 31 landen, waaronder Nederland. Op 26 mei 2016 omarmde de IHRA op een vergadering in de Roemeense hoofdstad Boekarest de volgende werkdefinitie van antisemitisme: „Antisemitisme is een bepaalde visie op de Joden, die kan worden uitgedrukt als haat tegen Joden. Retorische en fysieke uitingen van antisemitisme zijn gericht op Joodse of niet-Joodse personen en/of hun bezit, richting Joodse gemeenschapsinstellingen en religieuze faciliteiten.”
Keppeltje
Uit onderzoek van het TV-programma EenVandaag onder 557 Joden blijkt dat 47 procent zich niet vrij voelt om openlijk Joods te zijn. Op internet, in de nieuwsmedia en op straat ervaren zij anti-Joodse sentimenten. Om te voorkomen dat zij op straat als Jood worden herkend dragen veel mannen een pet over hun keppeltje.
Mevrouw Hanna Luden van het Centrum Informatie en Documentatie Israël (CIDI) stelt: „De grenzen van waar legitieme kritiek op Israël overgaat in antisemitisme worden opgezocht en steeds vaker overschreden.” Volgens de Monitor antisemitische incidenten in Nederland van het CIDI waren er in 2016 109 meldingen, en in 2017 zelfs 137 meldingen. Ook uit het vorige week gepubliceerde onderzoek van het Verwey-Jonker instituut blijkt dat geweld tegen en bedreiging van Joden toeneemt.
Dit jaar bezocht ik in Amsterdam een symposium over antisemitisme. Er waren vertegenwoordigers van de Joodse gemeenschap en de politiek, maar het aantal vertegenwoordigers van kerkelijke zijde was op twee handen te tellen.
Kerkelijke leiders hoor je nauwelijks over antisemitisme. Deze houding vertoont overeenkomst met de houding van de kerken vóór de Tweede Wereldoorlog. Op 7 april 1933 werd in Duitsland in de Rijksdag de Wet tot reorganisatie van het ambtenarenapparaat aangenomen. De beruchte Ariërparagraaf bood de ruimte om ambtenaren vanwege hun Jood-zijn uit hun functie te zetten. De kerken zwegen toen niet alleen, maar zeiden zelfs dat de Joden wat hun overkwam aan zichzelf te wijten hadden. Dr. K. de Jong heeft vorige week die lakse houding van de kerken aangetoond in zijn artikel ”Kerkleiders keken weg bij Jodenhaat van Kristallnacht” (RD 7-12).
Pas toen op 10 mei 1940 Nederland door de Duitsers was bezet, en tegen Joden steeds brutere maatregelen werden genomen, klonk er vanuit kerkelijk zijde protest hiertegen. Zo verscheen het Request, waarin zeven protestantse kerken zich richtten tot rijkscommissaris Seys-Inquart. Ds. K. H. Miskotte schreef een brochure met als titel ”Betere weerstand”. Er was een gezamenlijk protest van rooms-katholieke en protestante kerken tegen de „schending van gerechtigheid, barmhartigheid en vrijheid van geloof.” Maar de kerken hadden al veel eerder krachtig hun stem moeten verheffen tegen het antisemitisme, waarvan de eerste tekenen al zichtbaar waren in de jaren dertig.
Een van de schrijvers van het Request, dr. J. Koopmans, schreef in 1940 een brochure met als titel ”Bijna te laat”. Hij hekelt daarin de slappe houding van de kerk als het erom gaat openlijk ervoor uit te komen dat men het totaal niet eens is met talloze maatregelen en wetten ten nadele van Joodse volksgenoten. „Volk van Nederland, het is bijna te laat – maar nog niet helemaal om uit beweegredenen van barmhartigheid en op gronden van de Heilige Schrift ontleend op te komen voor onze Joodse volksgenoten.” Jan Bank vat de kerkelijke houding tegenover de Jodenvervolging tijdens de Tweede Wereldoorlog kernachtig samen, als hij stelt: „Jazeker, er was protest, maar dat kwam vooral van individuen. Kerken, die in de toenmalige samenlevingen machtige instituten zijn, probeerden vooral te blijven functioneren.” (”God in oorlog”)
Signaal
Het is een schande dat bijna 75 jaar na de Holocaust er nog antisemitisme is. Gelukkig heeft de Protestantse Kerk in Nederland zich in 2017 in een verklaring gedistantieerd van antisemitische uitlatingen van Maarten Luther. In datzelfde jaar nam de generale synode van de Gereformeerde Gemeenten een verklaring aan waarin wordt gesteld: „haat tegen het Joodse volk, van welke vorm en van welke aard dan ook, verdraagt zich op geen enkele wijze met de christelijke roeping en levenshouding.”
Dit verdient navolging. Kerken dienen een signaal af te geven en publiekelijk afstand te nemen van Jodenhaat. Daarom doe ik een appel op de synode van elke kerk om een verklaring op te stellen waarin in de meest scherpe bewoordingen elke uiting van antisemitisme wordt veroordeeld. Dr. Koopmans zei: „Bijna te laat.” De kerken van Nederland mogen het niet zover laten komen dat zij er mede schuldig aan zijn dat binnenkort gezegd moet worden: „Het ís te laat.”
De auteur is emeritus predikant in de Hersteld Hervormde Kerk.