Synodael journael (VI): Het gaat erom spannen
Woensdag 21 november 1618. Het gaat erom spannen. De remonstranten moeten voor de Nationale Synode komen. Maar wie en wanneer?
Vorige week was ik bij de opening van de synode. Helaas kan ik niet alle zittingen meemaken. Op mijn werk en in de stad hoor ik wel wat er zoal gebeurt. De afgevaardigden uit Noord-Holland en nog enkele anderen die te laat waren, zijn gearriveerd. Op de theologen uit Nassau wordt nog gewacht. De bankjes voor de Fransen blijven echter leeg. Koning Lodewijk XIII heeft de predikanten die al klaar stonden voor vertrek op het laatste moment teruggeroepen.
In het midden van de zaal staat een lange tafel met een groen kleed erover. Die is neergezet voor de remonstranten die op het matje moeten komen. Dat duurt nog even, want de procedure hiervoor schijnt niet zo goed voorbereid te zijn.
In de synode zitten bijna allemaal contraremonstranten. De provinciale synoden hebben er wel voor gezorgd dat er alleen rechtzinnige ambtsdragers naar de Nationale Synode werden gezonden.
Alleen uit de provincie Utrecht zijn er vanuit beide partijen vertegenwoordigers gestuurd. Zodoende waren er drie remonstranten aanwezig: twee predikanten en een ouderling.
Deze drie Utrechtse remonstranten konden moeilijk optreden voor hun hele richting in de kerk. De synode wilde de meest bekende leiders ter verantwoording roepen, zoals Johannes Uyttenbogaert en Simon Episcopius.
Afgelopen vrijdagmiddag was er opeens deining in de stad. Bij het Groothoofd meerde een schuit aan met een groepje opvallende mannen. Het waren professor Episcopius uit Leiden en drie predikanten! Ze gingen naar herberg De Pauw. Even later hadden ze een gesprek met onze schout: Hugo Muys van Holy.
Over Muys heb ik nog niet verteld, omdat hij vaak in Den Haag zit. Hij is een vertrouweling van prins Maurits en zit zowel in de Staten van Holland als in de Staten-Generaal. In Dordrecht gedraagt hij zich als een baasje. In feite is hij de gastheer van de synode. Toevallig is hij ook gekozen tot politiek gecommitteerde. En toevallig is zijn broer Arent afgevaardigde van de Zuid-Hollandse synode.
Wat er die vrijdagavond tussen Muys en de vier remonstrantse bezoekers besproken is, weet ik niet. Ik denk niet veel goeds, want Muys kan het bloed van de arminianen wel drinken. De volgende morgen ging het viertal naar de Kloveniersdoelen, omringd door een joelende menigte. De mannen meldden zich bij de kamer aan de rechterkant van het poortje. Dat is de kamer waar de politieke gecommitteerden op de synode hun aparte vergaderingen houden. Na enkele uren stonden ze weer buiten. Nog diezelfde zaterdagmiddag ging het gezelschap terug naar huis.
Bij het veer was weer veel volk op de been. Ik was er natuurlijk ook als de kippen bij. Toen de theologen aan boord van de boot gingen, kwam er nog een bode van de synode aangerend. Die gaf hen een stapel brieven mee. Het waren dagvaardingen voor de remonstranten, hoorde ik later. Er was overeenstemming bereikt over een lijstje van dertien remonstranten die de synode in de zaal wilde zien. En wel binnen veertien dagen.
Als het zover is, weet ik de publieke tribune weer te vinden.
Burgh Liebaert, een denkbeeldige inwoner van Dordrecht in de jaren 1618-1619, houdt een „synodael journael” bij waarin hij beschrijft wat hem opvalt rond de Nationale Synode (die op 13 november 1618 –400 jaar geleden– begon). Volgende week woensdag deel 7.