Prof. Te Velde: Getijdengebed kan gebedsleven vernieuwen
De traditie van het getijdengebed kan stimulansen bieden voor „vernieuwing en versterking van het gebedsleven onder allen in Nederland die hartelijk in God geloven en met Hem willen leven.” Dat betoogt prof. dr. M. te Velde in een boekje dat deze week verscheen.
De auteur, emeritus hoogleraar kerkgeschiedenis, kerkrecht en gemeenteopbouw aan de Theologische Universiteit Kampen, schreef in de serie ”Reformatorische Stemmen” van de Willem de Zwijgerstichting een korte studie (75 blz.) over geschiedenis, betekenis en uitdaging van het zogenoemde getijdengebed.
Daarbij gaat het volgens prof. Te Velde om „een eeuwenoud fenomeen van gestructureerd, ritmisch bidden, dag in dag uit.” Met name in de kloosters is dit getijdengebed altijd in ere gehouden, met een dagelijks ritme van acht getijden: van de metten (’s nachts) tot de completen (’s avonds).
In de protestantse traditie is volgens de auteur op dit gebied het nodige verloren gegaan. Luther bijvoorbeeld ageerde tegen de vaste hoeveelheid psalmen en gebeden die kloosterlingen per dag moesten bidden. Calvijn noemde dergelijke monastieke praktijken „stomme vroomheid”. Wel besteedden beide reformatoren veel aandacht aan de huisgodsdienst, waarvoor ze de nodige huiselijke gebeden aanboden. Maar „van gebedsbijeenkomsten met een eigen profiel naast de reguliere kerkdiensten” was geen sprake.
Positieve uitzondering in de tijd van de Reformatie was volgens de emeritus hoogleraar de Anglicaanse Kerk. In het ”Book of Common Prayer” is vanaf het begin sprake van een dagelijks morgen- en avondgebed met een eigen liturgie; een „werkelijke voortzetting” van de oude getijden. „De anglicaanse getijden verdienen dus een eervolle vermelding als een waardevolle eigen lijn van gemeentelijke gebedsdevotie.”
Heiliging
Volgens prof. Te Velde heeft het gebed in het gereformeerd protestantisme aan kracht ingeboet en is het ten opzichte van de lezing en verkondiging van het Woord en de viering van de sacramenten een secundaire zaak geworden. Ook is „ongewild” een spiritualiteit ontstaan „die zich kenmerkt door veel verbaliteit, rationaliteit en verzakelijking”. Prof. Te Velde: „De godsvrucht en de band met God kregen hierdoor een karakter dat aan het meditatieve, contemplatieve en de verinnerlijking weinig ruimte gaf.”
Juist voor deze kant van het christelijk geloof is extra aandacht nodig, aldus de emeritus hoogleraar. Hij pleit daarom voor een „eigentijds getijdengebed”, waarbij ritme en structuur heel belangrijk zijn. „Wil de heiliging van je leven en het leven in continue verbondenheid met God een geïntegreerde plek krijgen in je bestaan, dan heb je een patroon nodig dat zich inslijpt. Een ritme van afgesproken vaste momenten die zich telkens herhalen. En een aantal vaste elementen en deels ook teksten die aan de gebedstijd structuur en houvast bij de invulling geven. En als het kan ook een kring van mensen met wie je samen bidt, een afspraak –misschien wel gelofte– die de voortgang ervan borgt.”
Gewijde plekken
Concreet denkt prof. Te Velde onder andere aan het creëren van „gewijde plekken” waar het getijdengebed gestalte kan krijgen. „Laat men in protestantse en gereformeerde kringen maar eens werk maken van speciaal gemarkeerde plekken van gebed, in de huizen, in de kerkgebouwen en in de wijken. Een hoek, een kamer, een kapel – de bidders van vandaag hebben in hun onrustig en haastig bestaan zulke plekken wellicht meer nodig dan ooit het geval was.”
Op die manier kan volgens hem ook de oecumene bevorderd worden. Want het is belangrijk dat christenen anno nu „echt gaan samenwerken bij het creëren van oefenplekken en het aanbieden van ondersteunende voorzieningen voor het dagelijks gebed”, aldus prof. Te Velde. „Samen voor de troon van God is zeker zo nodig als samen op één synode.”