Dankdag voor zeventig jaar huwelijk
„Op onze trouwdag maakten we een tour met de bus naar Rotterdam, om daar de nieuwe Maastunnel te bekijken.” Hendrika Guijt-Barnhoorn (92) haalt herinneringen op aan de dag van 15 oktober 1948. „Zeventig jaar getrouwd. We hebben er geen feestdag van gemaakt, maar wel een dankdag.”
Als Jaap Guijt (93) een zin begint, maakt zijn vrouw de zin af. Of andersom. In hun kamer in verzorgingshuis Salem in Katwijk aan Zee zijn de twee helemaal op elkaar ingespeeld. Nee, ze zochten niet naar een plekje in de krant. Mevrouw Guijt: „Maar de kinderen zeiden tegen ons: Laat maar zien dat dat kan, zeventig jaar getrouwd zijn. Ja, dat is ook bijzonder. We horen zo veel van mensen die gaan samenwonen of weer uit elkaar gaan. Dat gaat zo makkelijk.” Meneer Guijt vult aan: „Mensen moeten inleven dat het huwelijk een bloem uit het paradijs is die is overgebleven. God bracht Eva bij Adam. Het is Zijn instelling. Maar er gaat ook wat aan vooraf. Je moet elkaar goed leren kennen, en weten wat je doet voor je trouwt.”
Lange verkeringstijd
Aan die goede voorbereiding op het huwelijk hebben de Guijten hard gewerkt. Mevrouw Guijt: „We hebben tegen elkaar gezegd: Als we een meningsverschil hebben maken we geen ruzie, maar gaan we praten.” Ook had het echtpaar een lange verkeringstijd. „In 1943 hebben we elkaar leren kennen in onze vriendenkring. Op zondagavond gingen we altijd samen wandelen, net als alle Katwijkse jongelui. Eerst mocht dat nog tot tien uur, maar later werd de spertijd vervroegd en moesten we om acht uur al alles besproken hebben”, herinnert meneer Guijt zich. „Na anderhalf jaar zijn we verloofd. Na onze verloving hebben we nog vier jaar gespaard om te kunnen trouwen. Zo’n trouwdag kostte ook veel geld, want er moesten koetsjes betaald worden en je moest voor rokerij en wat te drinken zorgen. En dat terwijl ik in de bouw maar 10 gulden per week verdiende.”
Bij een vaas met zeventig witte anjers –„van de kinderen gekregen”– staat de trouwfoto. Mevrouw Guijt was in ’t wit. „Het was niet makkelijk om aan stof voor een jurk te komen, maar het is haar gelukt. Ze was keurig netjes hoor. En ik moest negentig punten aan bonnen sparen om een pak te kopen. Het was een schrale tijd.”
Woningnood
In 1948 was er volop woningnood. Daarom trok het echtpaar bij de ouders van mevrouw in. „We hadden op zolder een kamertje afgetimmerd met boardplaten. Er kon een ledikant staan en je kon er rechtop staan. We trouwden op vrijdag en op zaterdag riep m’n schoonmoeder ons om halfzeven uit bed. Ook wij moesten meehelpen met de zaterdagse klussen om het erf en huis te poetsen.”
Op dat zolderkamertje werd ook het eerste kind van het echtpaar geboren. Er zouden er nog zes volgen. Het gezin bleef in Katwijk wonen, al was het op verschillende adressen.
Al die jaren was meneer Guijt werkzaam in de bouw. „Dat was toen heel anders dan nu. We werkten met asbestplaten en als ik die doorzaagde stoof het stof om me heen. Dertig jaar lang heb ik een timmerbedrijf gehad. Ik had rugklachten en mijn vrouw tobde ook erg met haar gezondheid.”
Nu is meneer Guijt er nog het beste aan toe van de twee. Hij is de enige die kan genieten van het zicht op de bomen buiten. Mevrouw Guijt ziet alleen nog maar het verschil tussen licht en donker.
Het echtpaar prijst zich gelukkig dat ze elkaar nog hebben. „Mijn man is mijn mantelzorger. De verzorgenden komen hier alleen maar om de medicijnen te regelen. Ze weten: als de Guijtjes bellen is er echt wat aan de hand.”
Meneer Guijt: „Het is een grote zegen dat ik m’n vrouw nog altijd kan helpen. Ik hunker niet om eropuit te gaan. Ik maak weleens een ommetje, maar als ze dan zou vallen en alleen is, dat lijkt me zo erg.”
Verwerken
Het Katwijkse echtpaar kreeg een talrijk nageslacht. „We hebben 43 kleinkinderen gekregen. Van hen zijn er nog 41 in leven”, vertelt meneer Guijt. Mevrouw: „Eén kindje is als baby de wiegendood gestorven. Onze kleindochter Annelies is op 23-jarige leeftijd plotseling overleden. En onze schoonzoon stierf toen hij 47 was. We hebben het samen kunnen verwerken, dat geeft nog een zekere verlichting.”
De dag van het huwelijksjubileum ervoeren meneer en mevrouw Guijt meer als een dankdag dan als een feestdag. „We zijn de dag met onze kinderen met Schriftlezing begonnen”, aldus meneer Guijt. „Mijn vrouw zei eerst: Laten we Psalm 90 maar lezen. Daarna stelde een dochter voor om, net als we bij verjaardagen wel doen, Psalm 103 te lezen. En omdat het een dag van vreugde was hebben we ook Psalm 100 er achteraan gelezen: „Dient den Heere met blijdschap.” Daar hebben we met de kinderen nog gesprekken over gehad.”