Tweede Kamerlid hoeft niet in elk debat te scoren
Het volgen van de algemene politieke beschouwingen deze week in Den Haag moet voor buitenstaanders die maar weinig affiniteit hebben met politieke zaken een bijzondere ervaring zijn geweest. De Kamerleden Wilders (PVV) en Kuzu (DENK) moedigden elkaar in straattaal aan om ten spoedigste het land te verlaten. Tussen Wilders en D66-voorman Pechtold speelde opnieuw een oude vete op over hoe Kamerleden elkaar mogen aanspreken op hun privégedrag.
Ook de volksvertegenwoordigers die zijn verenigd in de coalitie van VVD, CDA, D66 en ChristenUnie lieten soms weinig van elkaar heel. Zo verwezen D66 en CDA een voorstel van VVD-fractievoorzitter Dijkhoff om de leefbaarheid in probleemwijken te verbeteren woensdag resoluut en in stevige bewoordingen naar de prullenbak. De strafmaat voor openbare ordeverstoorders verhogen wanneer dergelijke vergrijpen in een achterstandswijk worden begaan? „Idioot”, zei Pechtold. CDA-leider Buma noemde het plan bizar.
De heftigheid van hun reacties valt niet los te zien van de peilingen die momenteel beter uitpakken voor de VVD dan voor D66 en CDA. In dat licht is het begrijpelijk dat deze twee niet willen dat de liberalen in grote debatten steeds maar weer de indruk wekken de bovenliggende partij te zijn. Bij Buma en Pechtold gaat net zoals bij CU-leider Segers het verdedigen en uitleggen van compromissen even boven het oplaten van luchtballonnetjes. Logisch dus dat iets van zo’n houding ook van de VVD wordt verwacht.
Dat de Tweede Kamer de regering in reactie op de nieuwe Miljoenennota een gezamenlijk adres van antwoord deed toekomen, is al ruim een eeuw verleden tijd. Het Kamerlid van nu opereert in een gedigitaliseerde samenleving waarin alles online is terug te zien. Onmiskenbaar beïnvloedt dat de manier waarop het politieke spel wordt gespeeld; de druk op Kamerleden om te willen scoren met allerlei aangeleerde handigheidjes neemt toe. Vooral bij fracties die hun pr-afdeling tijdens en na debatten debatfragmentjes laten posten op de sociale media lijkt dat het geval te zijn.
Discussies die zouden moeten draaien om zakelijke of inhoudelijke meningsverschillen dreigen zodoende echter steeds vaker te worden gekoppeld aan het in twijfel trekken van iemands persoonlijke integriteit. Debatten zoals bijvoorbeeld de Algemene Beschouwingen voeren als betroffen ze een soort theatervoorstelling, waarin het ene na het andere Kamerlid zijn vooraf bedachte strategie of strijdmiddeltje moet effectueren, doen het gezag van de Tweede Kamer bovendien geen goed.
Dat Kamervoorzitter Arib de volksvertegenwoordigers vrijdag opriep tot zelfreflectie is dan ook niet voor zijn tijd. Of het voldoende soelaas biedt, zal moeten blijken. Vaststaat wel dat haar oproep juist was geadresseerd. Uiteindelijk zijn het de volksvertegenwoordigers zelf door wie het aanzien van de Tweede Kamer moet worden bewaakt.