Nieuw motto voor Rotterdamkabinet: geen daden maar woorden
Politici moeten weerstand bieden aan de illusie van onze tijd dat elk probleem nú opgelost kan worden. Wie durft nog te zeggen: „Aan deze misstand doen we niets, want het middel is erger dan de kwaal?”
Een beetje vermakelijk was het wel om deze week te zien hoe VVD-voorman Dijkhoff in een column over verplichte vaccinatie worstelde met zijn eigen ideologie. Een van de pijlers van het liberalisme is immers dat de staat zich zo min mogelijk moet bemoeien met het privéleven van burgers. Daarbij komt dat voor de bewonderaars van John Stuart Mill de onaantastbaarheid van het lichaam een belangrijk principe is.
Tot zover de leer. Nu de praktijk. Want de 37-jarige Dijkhoff is ook vader. Vader van een kind dat op zeker moment ingeënt moest worden tegen ondermeer mazelen. Een kind dat naar een crèche gaat, misschien al op een leeftijd waarop vaccinatie nog niet mogelijk is. En dat daar met andere kinderen in aanraking kan komen die door hun ouders bewust niet zijn ingeënt. Waardoor de risico’s op ziek worden aanzienlijk groter zijn.
Bovendien is de politicus Dijkhoff ook nieuwsconsument. Waardoor hij er terdege van op de hoogte is dat veel burgers de politiek er met emotie toe oproepen er nu eindelijk eens voor te zorgen dat kinderopvanginstellingen niet-gevaccineerde kinderen kunnen weigeren.
En zo zien we de liberale politicus dan uiteindelijk toch pleiten voor maatregelen. Crèches moeten niet-gevaccineerde kinderen kunnen weigeren, vindt hij. En de vaccinatiegraad in Nederland moet omhoog. Liefst door kalme overreding van onwilligen. Maar desnoods –„Sorry, John Stuart”– moet dan toch ook maar gedacht worden aan een algemene vaccinatieplicht. Want wij politici moeten iets dóén.
Hm, als zelfs een overtuigd liberaal zich zo snel laat meeslepen door wat we het onmiddellijkheidsdenken zouden kunnen noemen –„Ik wil het en ik wil het nu”– dan is dit denken blijkbaar diep in de hele politiek doorgedrongen.
Niet alleen bij liberalen. Was het niet de CDA’er Grapperhaus, onze minister van Justitie, die deze week overwoog het afstaan van DNA, als daartoe door de autoriteiten een oproep is gedaan, verplicht te stellen? Tja, want we moeten die verschrikkelijke moordzaken toch oplossen? We moeten toch iets dóén?
Tegen dat onmiddellijkheidsdenken, tegen die doorgeslagen doenerigheid, zouden politici zich meer moeten verzetten. Want de politiek kan en hoeft niet elk probleem op te lossen. Het vergt van politici juist moed om af en toe te zeggen: daar gaan wij niet over. Of: dat kunnen we wel aanpakken, maar het middel is in dit geval erger dan de kwaal. Of: als we dit gedrag van burgers de kop in gaan drukken, komen we in botsing met andere, fundamentele rechten in onze samenleving. En dat willen we niet.
Worden politici die regelmatig zo opereren kleurloos? Hoeft niet. Neem Rutte deze week in zijn reactie op Wilders’ cartoonwedstrijd over Mohammed, die in Pakistan zoveel woede veroorzaakt. Verbieden kan en wil de premier die wedstrijd niet. Maar zijn persoonlijke afkeuring steekt hij niet onder stoelen of banken.
Ook dat is politiek, ook dat is leiding geven. Rutte III wordt wel een Rotterdam-kabinet genoemd, omdat Rotterdam hofleverancier blijkt te zijn van ministers. Toch moet zelfs voor zó’n kabinet soms gelden: geen daden, maar woorden.