Kerkelijke eenheid moet op agenda van kerken blijven
Er is geen enkele reden voor afscheiding of scheuring zolang het niet verboden is om de stem van de Goede Herder te laten horen in de verkondiging van Gods Woord. Ook wil de Heere onderwijzen wat de weg tot eenheid en eensgezindheid is bij kerkelijke verdeeldheid, reageert ds. T. Cammeraat.
In het Reformatorisch Dagblad van 2 juni stond een lezenswaardig artikel van prof. dr. W. van Vlastuin met als titel ”Kerkelijke verdeeldheid hindert zicht op volle waarheid”. Daarin wordt duidelijk gemaakt dat de belijdenis: „Ik geloof een heilige algemene christelijke kerk, de gemeenschap der heiligen” en de grote verdeeldheid van de verschillende reformatorische kerken met elkaar in strijd zijn.
De kerk wordt genoemd het lichaam van Christus waarvan Hij het hoofd is (Kol. 1:18). Maar hoe kan het lichaam goed (gezond) functioneren als de leden van dat lichaam onderling verdeeld zijn, of elkaar zelfs bestrijden? Het betreffende artikel eindigt met deze zin: „Hoe we ooit weer katholiek [algemeen] moeten zijn, ik weet het niet.”
Ik sluit mij daarbij aan, want ik weet het ook niet en er zullen meerderen zijn die het ook niet weten. Maar God de Heere weet het wel. En Hij onderwijst ons ook in Zijn Woord wat de weg is naar eenheid en eensgezindheid.
In Johannes 3 noemt Nicodemus, een leraar van Israël, de Heere Jezus een leraar van God gekomen. Dat is Jezus ook. Die leraar onderwees in de tempel in Jeruzalem het volk en verkondigde het Evangelie. Tijdens Zijn onderwijs kwamen de leraren van Israël, de overpriesters en Schriftgeleerden met de oudsten erbij staan. Zij zeggen tegen Jezus: „Zeg ons met welke bevoegdheid U deze dingen doet, of wie het is die U deze bevoegdheid heeft gegeven?” Op die vraag antwoordde Jezus en zei tegen hen: „Ik zal u ook één vraag stellen. Zeg Mij eens: De doop van Johannes, was die uit de hemel of uit de mensen?” (Matth. 21:25).
Dat zou voor hen geen moeilijke vraag moeten zijn, want eerder hadden zij aan Johannes de Doper al gevraagd wie hij was. En op die vraag had hij het antwoord gegeven uit de profetie van Jesaja: „Ik ben de stem van één die roept in de woestijn” (zie Jes. 40). Maar het schijnt voor hen als leraars toch een wat moeilijke vraag te zijn. We lezen dat zij over die vraag van Jezus met elkaar overleggen. En bij hun overleg wordt het Woord van God niet geraadpleegd, maar in dat overleg gaat het over ”wij”. Want als zij zeggen: „Uit de hemel”, dan is dat een erkenning van hun dwalingen. Maar als ze zeggen: „Uit de mensen”, dan zal heel het volk hen stenigen, want het is ervan overtuigd dat Johannes een profeet was. Na dat overleg geven zij Jezus het antwoord: „Wij weten het niet.” Ook zij weten het niet.
Wijsheid
Het lijkt mij Schriftuurlijk en zeer wijs als kerkelijke leidinggevenden en wijzelf ons ook de vraag van Jezus stellen met betrekking tot de vele afscheidingen en kerkscheuringen door ons af te vragen: „Waren die afscheidingen en kerkscheuringen uit de hemel of uit de mensen?” Wellicht een moeilijke vraag. Daar is wel wijsheid voor nodig om die vraag te beantwoorden. Toch behoeven wij bij deze vraag niet met de handen in ons haar te zitten. Wij leven immers bij het Woord van God en daarin onderwijst de Heere Jezus dat de Vader in de hemelen goede gaven zal geven aan hen die tot Hem bidden (Matth. 7:7-12).
In Jakobus 1:2-8 worden de twaalf stammen in de verstrooiing onderwezen wat zij moeten doen als zij wijsheid nodig hebben. „En als iemand van u in wijsheid tekortschiet, laat hij die dan vragen aan God, Die aan ieder overvloedig geeft en geen verwijten maakt en ze zal hem gegeven worden.” Er staat wel bij dat het gevraagd moet worden in geloof, zonder te twijfelen.
Belofte
In het Nieuwe Testament worden de gemeenten opgeroepen en aangespoord tot eensgezindheid. (Zie bijvoorbeeld Rom. 12:16 en 15:5; 2 Kor. 13:11; Fil. 2:2 en 4:2; en 1 Petrus 3:8.) De Heere Jezus heeft ook de belofte gegeven dat de Heilige Geest in heel de waarheid zal leiden, en dat Hij met Zijn discipelen zal zijn al de dagen tot de voleinding van de wereld. Vervolgens lezen wij in 1 Korinthe 1:30 dat de Leraar van God gekomen, voor ons is geworden wijsheid van God en gerechtigheid, heiliging en verlossing. Hieruit kunnen we leren dat de Heere wel weet en wil onderwijzen wat de weg tot eenheid en eensgezindheid is.
Ten slotte is het goed om na te denken over wat de Heere Jezus zegt in de bekende gelijkenis van de Goede Herder in Johannes 10. In die gelijkenis zegt Jezus in vers 4 en 5 dat de eigen schapen van de herder hem volgen omdat zij zijn stem kennen. Maar een vreemde herder zullen zij beslist niet volgen, maar zij zullen van hem wegvluchten, omdat zij de stem van vreemden niet kennen. Moeten wij daaruit niet leren dat er geen enkele reden is voor afscheiding of scheuring zolang het niet verboden is om de stem van de Goede Herder te laten horen in de verkondiging van Gods Woord?
Eén van hart
Voor zover mij bekend is het zich afscheiden door de kerkelijk leidinggevenden (zoals Sanhedrin, synode of classis) maar één keer gebeurd en dat was al vrij spoedig na Pinksteren. In Handelingen 4 lezen wij dat de kerkelijke leiders van het volk en de oudsten van Israël de apostelen onder bedreiging het bevel geven helemaal niet meer te spreken of te onderwijzen in de Naam van Jezus. Maar ondanks die bedreiging gingen zij in gebed en zij werden allen vervuld met de Heilige Geest en spraken het Woord van God met vrijmoedigheid. En, zo lees je verder, de menigte van hen die geloofden was één van hart en één van ziel. Wat betreft de Reformatie, daarin ging het niet om afscheiding maar om afzetting.
De Heere Jezus zei tegen Zijn discipelen: „Een nieuw gebod geef Ik u, namelijk dat u elkaar liefhebt; zoals Ik u liefgehad heb, moet u ook elkaar liefhebben. Hierdoor zullen allen inzien dat u Mijn discipelen bent, als u liefde onder elkaar hebt” (Joh. 13:34,35). En dit gebod van dé Leraar van God gekomen is toch niet verouderd? Zou er op de vergaderingen van de kerkelijke leiding niet bij voortduur het agendapunt moeten staan, in overeenstemming met de geloofsbelijdenis van Nicea: „Wij geloven één heilige, algemene en apostolische Kerk?”
De auteur is emeritus predikant in de Protestantse Kerk in Nederland.