Opinie

Bethanië aan de Sasdijk [2]

Martha, Maria en Lazarus – zo werden ze wel genoemd, de twee zussen Dubbeld en hun broer, in het midden van de vorige eeuw woonachtig aan de Sasdijk in Middelharnis. Daar hadden ze hun mandenmakerij. Iets meer dan een jaar geleden schreef ik over hen. Vooral over Hendrik, mijn oude en godvrezende vriend die in oktober 1992 overleed. Hij was toen niet ver van de honderd.

ds. J. M. J. Kieviet
23 June 2018 17:24Gewijzigd op 17 November 2020 04:13

In deze afgelopen week kreeg ik tot mijn verrassing een briefje van mij onbekenden met het verzoek nog eens wat meer over dit drietal te schrijven. Motief: „Hier vinden wij niet alleen belijdenis maar ook beleving. Wat hadden deze mensen een teer en eenvoudig leven.”

Laat ik niet iets óver hen schrijven; liever geef ik iets van Hendrik zelf weer. Iets dat hem in zijn hart laat zien. In een klein zwart aantekenboekje noteerde Dubbeld zijn meest persoonlijke herinneringen. In mei 1974 schreef hij:

„Het is vandaag een jaar geleden dat ik door een aanrijding op het fietspad naar Nieuwe Tonge naar het ziekenhuis vervoerd werd. De aanleiding dat ik daar nu iets van opteken en er nog wat wil bijschrijven, is dat ik kort geleden in het zeer voortreffelijke boek ”Verhandeling van enige eigenschappen des zaligmakenden geloofs” onder meer las: „Let op uw bevindingen, teken in een schrift alles aan, bewaar het in uw geheugen. De tijd zal komen dat gij het nodig zult hebben, dat gij uit armoede tot vorige bevindingen zult moeten gaan” (Comrie). Ik weet: uit vorige bevindingen gaan leven, is het ware leven niet. Toch worden wij vermaand: vergeet nooit één van Zijn weldaden. En daar wij zulke vergeters zijn van Gods weldaden, veel tijdelijke en door genade ook geestelijke weldaden, zo kan het nuttig zijn er iets van aan te tekenen.

Zo mag ik dan nu gedenken dat toen ik in het ziekenhuis lag de Heere uit vrije goedheid en genade het naar het lichaam en bovenal naar de ziel bijzonder wel gemaakt heeft. Ik was genaderd tot de dingen die doden, maar de Heere heeft mijn ziel zeer lieflijk omhelsd. Dan is een ongeluk zelfs een gelukkig ongeluk. Dan wil en kan men van harte vergeven degene die door eigen onbedachtzaamheid ons zulk een ongeluk heeft toegebracht. De Heere kwam toen met Zijn liefde en genade in mijn hart. Hij was de eerste en ik mocht in wederliefde door een geschonken geloof met al de genegenheden mijner ziel Hem omhelzen en toe-eigenen als mijn dierbare Borg en Zaligmaker, die mij en al de Zijnen door Zijn volmaakte Borgwerk volkomen met God verzoend heeft. Die nu in Zijn geliefde Zoon hun lieve Vader is, die hen wel (indien nodig) kastijdt, maar het is tot hun nut, opdat zij Zijner heiligheid zouden deelachtig worden. Het is Gods liefdesbevel: Zijt heilig, want Ik ben heilig.

Maar helaas, zelfs na rijke weldaden ervaren te hebben, iets van de verzoening en de liefde Gods door en in Christus (…), moesten we Hem geven de lof, de eer, de aanbidding en de dankzegging. Dat wordt door Gods genade wel de begeerte van het nieuwe leven, hier wel niet volmaakt. Dit is toch de hope, ja de levende hoop, dat wij dat eens met al die gekochten door Christus’ bloed volmaakt in de eeuwigheid zullen doen. Maar hier is alles nog ten dele, ja nog met zonde veelal besmet. Alleen Gods werk is zuiver. En wat de Heere werkt, zal zeker strekken tot Zijn eer en verheerlijking. Dat zal geen satan, noch de wereld, noch eigen verdorven bestaan, kunnen beletten. Want Gods genade is sterker en overvloediger dan de zonde.

Slechts genade geeft mij moed.

Ja, Gods genâ in Jezus’ bloed.

Hoe diep de zondestroom mag gaan.

Wat is het bij die oceaan?

Niets ben ik waard. Wat zegt het, wat?

Genade zoekt een ledig vat.”

Reageren? welbeschouwd@refdag.nl

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer