Privé-auto of openbaar vervoer
Kiezen voor zelfrijdend privévervoer of gebruik maken van mobiliteit als dienst: dat zijn de twee opties voor personenvervoer in de toekomst die in een artikel in het meinummer van De Ingenieur werden geschetst. De eerste optie houdt in dat we allemaal ons privévoertuig houden, maar dat dit op den duur zelfrijdend wordt. De tweede optie betekent dat we ons privévoertuig opgeven en telkens als we ons willen verplaatsen gebruikmaken van voertuigen die we met allerlei andere mensen delen. We kopen dan niet een vervoermiddel maar de dienst van de mobiliteit, het vervoerd worden.
Bij dat tweede denken we natuurlijk algauw aan openbaar vervoer, maar ook dat zal, net als het privévoertuig, in de toekomst veranderen. Nu bestaat openbaar vervoer nog in belangrijke mate uit vaste trajecten die op vaste tijden worden gereden. Het ligt in de verwachting dat dit veel flexibeler zal worden. Zo komen we dichter bij openbaar vervoer van deur tot deur en bovendien kunnen we vertrekken en aankomen op het tijdstip dat we willen in plaats van op een door een ander vastgestelde tijd.
Willen we problemen door mobiliteit vermijden, dan is de tweede optie aantrekkelijker dan de eerste. Die eerste heeft immers tot nu toe gezorgd voor overvolle wegen en files. Telkens als we nog meer asfalt uitrollen om er meer wegdek bij te krijgen, blijkt ook de extra rijruimte binnen de kortste keren vol te stromen. Ons verplaatsen met een privévoertuig neemt relatief veel ruimte in. Kijk overdag eens naar de auto’s om je heen en je constateert dat er gemiddeld niet meer dan één of twee personen in een vierpersoonsauto zitten. Het meest ruimte-efficiënt zijn de treinen ’s morgens in de Randstad. Daar zitten en staan grote aantallen mensen soms half boven op elkaar gepakt en nemen per persoon nog net genoeg ruimte in om te kunnen ademen. Dat is wel weer een ander uiterste. Dat uiterste jaagt mensen de trein uit en hun privévoertuig weer in.
Flexibel openbaar vervoer betekent dat ik van huis vertrek en me begeef naar het dichtstbijzijnde platform. Met gebruikmaking van diverse vervoermiddelen kom ik op mijn bestemming. Als ik mijn reis bestel, maakt een bus, waarin al een aantal mensen zit, even een kleine omweg om mij op te pikken en zet mij af op een volgend platform. Daar stap ik over op een openbare zelfrijdende auto met nog iemand erin, die onderweg mijn collega-reiziger afzet en daarna mij. Het laatste stukje rijd ik met een losse wagon van een lightrail, waarin ik toevallig ook nog eens de enige reiziger ben. Onderweg wordt er vanuit een zijstraat een andere wagon aangekoppeld en rijden we met z’n allen langs mijn bestemming, waar ik uitstap. Bij aanvang kan ik ook kiezen voor de optie ”het hele traject alleen reizen”, maar dan betaal ik wat meer. Het klinkt als een mooie oplossing voor het mobiliteitsprobleem, maar is het dat ook?
Ik vermoed dat velen bij het lezen van dit scenario al de kriebels krijgen. Wie weet kom ik in dezelfde bus als een armoedige zwerver die naar de drank stinkt. Of ik raak opgescheept met iemand die vanaf het moment dat ik instap totdat ik uitstap aan één stuk door verhalen vertelt waarin ik niet geïnteresseerd ben. Daaraan ontsnappen is niet mogelijk, want wij zijn toevallig de enige twee reizigers in het voertuig. Bovendien ziet het voertuig er lang niet zo gelikt uit als de mooie auto die ik voorheen zelf bezat. Kortom: ik wil terug naar mijn privévoertuig, waarvan ik bepaal hoe het eruitziet, wie er in zit, wanneer het vertrekt en hoe hard het rijdt.
In het artikel in De Ingenieur staat een citaat van dr. ir. Carlo van de Weijer, directeur van de afdeling Smart Mobility aan de Technische Universiteit Eindhoven, waarin haarfijn wordt toegelicht waarom mobiliteit als dienst maatschappelijk gezien problematisch is: „We willen zelf controle hebben. De auto is een extensie [uitbreiding] van ons oerhol.” Zeggenschap over wie er in mijn comfortzone mag komen en over snelheid en tijd, die geven we niet gauw op. Technisch is het probleem van de mobiliteit goed oplosbaar, maar wij mensen zitten die oplossing in de weg.
Zouden christenen hier misschien rolmodellen voor de samenleving kunnen worden? Immers, omdat ik als pelgrim weet dat het beste nog komt, heb ik niet zo’n dringende behoefte meer aan het privébezit van een voertuig. Dan hecht ik ook niet aan absolute zeggenschap, want in het geloof heb ik geleerd om mij over te geven aan de zorg van een Ander.
Misschien ligt de sleutel van het mobiliteitsprobleem wel bij het christelijk geloof, net als de sleutel voor nog veel meer problemen.
Prof. dr. Marc J. de Vries is bijzonder hoogleraar reformatorische wijsbegeerte aan de Technische Universiteit Delft. Reageren? rubriekforum@refdag.nl