Dat heeft minister De Jonge (VWS) maandag geschreven aan de Tweede Kamer.

De Jonge reageert daarmee op een recent rapport van de Kinderombudsman. Daarin wordt gewaarschuwd dat de ondersteuningsbehoefte van kinderen van ouders met een ziekte, verslaving of beperking geregeld wordt onderschat.

De kindcheck is in 2013 ingevoerd en houdt in dat hulpverleners die ouders met een ziekte, verslaving of beperking terzijde staan, moeten nagaan of er nog thuiswonende kinderen zijn. Is dat zo, dan moeten ze checken of deze veilig zijn en ondersteuning behoeven.

Eind 2016 stelde de zorginspectie vast dat hulpverleners nog geregeld steken laten vallen rond het gebruik van het instrument. Daar staat tegenover dat gemeenten inmiddels al wel de nodige initiatieven ontplooien om jonge mantelzorgers te ontlasten. Zo wijst De Jonge erop dat gemeenten en de Veilig Thuis-instanties (de voormalige advies- en meldpunten huiselijk geweld en kindermishandeling) gratis (buitenschoolse) opvang aanbieden aan kinderen van ouders met een lichte verstandelijke beperking, ernstige psychische problemen en verslaving.

De Jonge bevestigt verder dat gemeenten gezinnen met thuiswonende kinderen niet mogen korten op huishoudelijke hulp in de veronderstelling dat kinderen structureel aan zorgondersteuning doen. „Bij het vaststellen van de ondersteuningsvraag kan het college de mantelzorg of hulp uit het sociale netwerk niet veronderstellen of afdwingen.” Overigens is het volgens de bewindsman een misvatting dat de richtlijn van het Centrum indicatiestelling zorg wel zou uitgaan van structurele hulp van minderjarige kinderen in de huishouding. Deze leidraad stelt alleen dat kinderen tussen 5 en 12 jaar „naar eigen mogelijkheden” moeten worden betrokken bij lichte huishoudelijke werkzaamheden, zoals opruimen, tafel dekken en afruimen, afwassen en afdrogen, boodschappen doen en kleding in de wasmand gooien.