Passend onderwijs vereist drie leerkrachten per groep
Alleen als de overheid voldoende geld beschikbaar stelt, is passend onderwijs realiseerbaar, reageert Hans van Dalen.
In haar betoog over goed passend onderwijs spreekt dr. De Ronde-Davidse op een realistische wijze over de huidige gang van zaken in het basisonderwijs, vier jaar na de invoering hiervan (RD 5-6).
De vernietigende reacties van veel Kamerfracties op passend onderwijs komen er eigenlijk op neer dat deze vorm van onderwijs gefaald heeft. En ik zeg dan maar direct: dit is de zoveelste mislukte interventie van de overheid in het onderwijs.
Mijn reactie behelst geen kritiek op het betoog van De Ronde. Ik kaart alleen enkele essentiële, maar ontbrekende aspecten aan die het falen van passend onderwijs beter in kaart brengen en tegelijk de route aangeven voor goed en dus echt passend onderwijs.
De Ronde brengt de problematiek treffend naar voren. Ook wijst zij er terecht op dat er scholen zijn waar passend onderwijs naar tevredenheid werkt en waarom.
Uiteindelijk komt het aan op bevlogen leerkrachten die gemotiveerd zijn voor het onderwijs, zich richten op het welzijn van de kinderen en met veel energie en discipline aan de slag gaan. Natuurlijk wel als een hecht team.
Als ik De Ronde goed begrijp, is zij optimistisch gestemd over passend onderwijs als men inzet op het systematisch investeren in de professionalisering van leraren en de ontwikkeling van een gezamenlijke aanpak als team.
Toch denk ik dat zij dan een aantal essenties over het hoofd ziet die beslissend zijn voor goed onderwijs. Ik kies ervoor deze essenties te ‘verpakken’ in een zeer beknopte beschrijving van het onderwijs in Finland, gelardeerd met mijn conclusies, die overigens wel wat kort door de bocht zijn. Dan zien we wat in Finland goed aangepakt wordt en in Nederland niet, en welke kant het op moet.
Topprioriteit
Wat de eerste essentie betreft: onderwijs is topprioriteit of slechts een van de vele prioriteiten. In 2009 investeerde Finland 6,8 procent van het bruto binnenlands product in onderwijs, Nederland 5,9 procent. Een verschil van zo’n 4 miljard euro per jaar.
In Finland is zowel het directe als het indirecte onderwijs gratis: schoolvervoer, warme maaltijd en ondersteunende faciliteiten. Hetzelfde geldt voor kinderopvang en peuterscholen.
Deze prioriteitstelling betekende dat Finland in tijden van economische malaise juist meer ging investeren in onderwijs. Zet hier de invoering van passend onderwijs in Nederland eens naast. Die was vooral het gevolg van bezuinigingsdenken. Het speciaal onderwijs was niet meer te betalen en dus moest de meer hulp behoevende leerling een plaats krijgen in het reguliere basisonderwijs.
De tweede essentie is dat onderwijs het beste van het beste krijgt als dit topprioriteit heeft. In Finland is het onderwijs mateloos populair bij studenten aan de universiteit. De status van het leraarsvak is hoog en er zijn meer aankomende leerkrachten dan banen. Dit terwijl alle leraren een pedagogische master aan de universiteit moeten behalen en de salarissen iets lager zijn dan in Nederland.
Verder wordt er ondersteuning geboden door universiteiten (dus niet door pabo’s), in de vorm van postdoctorale colleges, die op de behoeften van de leerkrachten zijn afgestemd. En last but not least: de groepen zijn met 20 tot 22 kinderen kleiner dan in Nederland.
Derde essentie: het beste onderwijs voor alle kinderen vraagt veel en geeft veel. De Finse overheid stelt zware eisen aan het onderwijs, maar… de scholen zijn vrij om het programma naar eigen inzichten in te vullen. Volgens de Finnen weten de leerkrachten het beste hoe je onderwijs moet geven en je doelen kunt bereiken. Er zijn geen standaardtoetsen, zoals het Cito-LVS, of eindtoetsen, zoals de Cito-eindtoets. Leerlingen en scholen worden dus niet met elkaar vergeleken. Er zijn ook geen schoolinspecties.
Per groep van 20 tot 22 leerlingen zijn er drie leerkrachten: twee voor de instructie en verwerking en een voor kinderen die extra hulp nodig hebben.
Overheid moet kiezen
Als ik het ontbrekende in het artikel van De Ronde op een rijtje zet en de sleutels aanreik voor effectief passend basisonderwijs, kom ik uit op het volgende:
De overheid moet duidelijk uitspreken wat zij met het onderwijs wil (topprioriteit of slechts een van de vele prioriteiten) en daar de financiële middelen op afstemmen. Het is het een of het ander: of voldoende geld geven, of de eisen bijstellen en accepteren dat sommige soorten onderwijs niet haalbaar zijn. Dit is wat anders dan passend onderwijs voornamelijk inzetten als een bezuinigingsactie om het speciaal onderwijs niet te laten groeien.
Voor de opleiding tot leerkracht wordt een universitaire studie vereist. Dan krijg je de professionals die nodig zijn voor toponderwijs.
De groepen moeten echt kleiner worden. Dan ontstaat er een andere pedagogische atmosfeer waarin kinderen beter tot hun recht komen. Een driekoppige bemanning van zo’n groep is noodzakelijk om echt passend onderwijs te kunnen geven aan vrijwel alle kinderen. De klassengrootte en de bemensing zijn de ‘thermometers’ van een overheid met visie.
Waar dit vanwege de financiën niet mogelijk is, zullen alle pogingen om het onderwijs te verbeteren bij de handen afbreken. Dan blijft alleen een relatief klein aantal ”passende scholen” over en is het optimisme van De Ronde over „investeren in gekwalificeerde leraren en bevlogen schoolteams” toch echt misplaatst. Om passend onderwijs te doen slagen, is meer nodig!
De auteur gaf 25 jaar les aan de groepen 5, 6, 7 en 8 in het basisonderwijs.