Column: Garantie
Het ligt op de toonbank bij de BCC. Een klein foldertje. Extra garantie te koop voor je aangekochte apparaten. Gratis reparatie. Een vervangend iets in geval van langere duur reparatie. En stel dat je wasmachine helemaal niet meer aan de praat komt, dan krijg je hetzelfde apparaat terug. Betaling: alleen maar wat premie per maand. Garantie kan voor tien jaar. Zelfs levenslang is mogelijk.
Hij ligt op een groot bed. Een te groot, lichtblauw operatiejasje aan. Een infuus in zijn arm. Zijn andere arm ligt in het gips te wachten om geopereerd te worden. Het gebeurde in een zucht. Hij sprong van de gymkast, kwam in botsing met iemand anders en brak zijn elleboog. Zijn huil klonk als een huil van veel pijn. Zijn arm zag er niet uit zoals die er een paar seconden geleden nog uitzag. We spoedden ons naar de spoedeisende hulp. Lieve verpleegsters gaven hem een foto, gips en morfine. Een dokter deelde afgepast mee: „Gebroken, ja, dat had u wel verwacht zeker. Maar het moet ook geopereerd.”
Dat hadden we nog niet bedacht. En nu is het zover. Zijn pijn is onze pijn. Onze angst voor de operatie en de narcose is niet zijn angst. Gelukkig. Hij is dapper als de slaapmelk in zijn arm gespoten wordt. Hij sluit zijn ogen. Mama is van buiten ook dapper. En papa zeker ook.
Maar vanbinnen knelt de pijn. Onze jongste. Ons kind. Daar ligt hij. Overgeleverd aan kundige artsen, dat wel. Hij is nog zo klein. Zo kwetsbaar bleek zijn leven weer. Gedachten buitelen over elkaar. Wat houden we van hem. Had ik die pijn maar. Of zo’n operatie. En: Ach, er zijn ergere dingen: hij had wel op zijn hoofd kunnen vallen. Gedachten gaan naar andere ouders. Die kortgeleden de politie hadden binnengelaten en in een onzegbaar diep ravijn van pijn werden gestort toen ze hoorden dat hun dochter, hun zoon niet meer leefde. Toen in een zucht die bus daar was, die auto daar reed, die motor zijn weg aflegde. Dan viel het toch wel weer mee bij ons?
Een wijs sijpelt door mijn brein: „Ik vraag U niet mijn kinderen elk verdriet te sparen.” Ik verzet me. „Heere, ik kan het niet vragen. Ik wil wel dat U ze spaart voor elk verdriet. Ik wil niet dat ze pijn lijden, ik wil niet dat ze buitengesloten worden, ik wil niet dat ze depressief zijn.”
Wat zou het mooi zijn. Zo’n papiertje bij de positieve zwangerschapstest: „Uw kind heeft gegarandeerd recht op geluk. Leven. Gezondheid. Als het echt niet anders kan, kan uw kind altijd pijnloos gerepareerd worden.” Maar het versje dringt en zingt nog verder: „Wees Gij hun Borg.”
Hij ligt op een groot bed met een te grote operatiejas. Klein en kwetsbaar. Ach, ik moet het weer leren: ik hoef geen bon dat de operatie zal slagen. Ik hoef geen bewijs dat hem niks meer zal overkomen in zijn leven. Geen garanties. De tien jaar, de levenslange, wat heeft hij eraan? „Ik vraag U niet hem elk verdriet te sparen; wees Gij zijn Borg.” Voor een eeuwigdurende garantie.