Uit alle landen
Handelingen 2:1
„En als de dag van het pinksterfeest vervuld werd, waren zij allen eendrachtelijk bijeen.”
De mens is in zichzelf dood. Dood in zonde en misdaad, dus blind in alle dingen van God en van de Geest, machteloos om iets daarvan aan te nemen, om het gewillig aan te nemen. Daarom dat het bedenken van het vlees vijandschap is tegen God: want het onderwerpt zich aan de wet van God niet. Want het kan ook niet. Op de vijftigste dag nu kwam de Heilige Geest naar de toezegging van Jezus Christus op de jongeren, vervulde hen met moed en onversaagdheid, met de gaven die zij nodig hadden voor de jeugdige gemeenten, zodat zij toegerust werden met alle mogelijke taalkennis om het Evangelie onder de volken te brengen. Nu verplaatsen wij ons met onze gedachten naar Jeruzalem en denken wij aan de honderden en duizenden die in de stad feestvieren. Zij brengen daar de offers naar de wet van Mozes. Zij zijn dus zeer godsdienstig of, zoals Lukas zegt: Godvruchtig. Uit alle landen van de aardbodem waren zij naar Jeruzalem samengestroomd. Uit de meest afgelegen landen, Joden en Jodengenoten. Want de Joden hadden zich over de hele aarde verspreid en hadden overal hun synagogen. Het was een ware feesttijd voor het Joodse volk.
H. F. Kohlbrugge, predikant te Elberfeld
(”Preken”, 1896)