Opinie

Tussen mug en kemel

Reformatorische christenen moeten elkaar opscherpen om te kunnen onderscheiden waar heden ten dage de echte fronten liggen.

4 May 2018 08:58Gewijzigd op 17 November 2020 03:53
„Het lijkt wel alsof we ineens een ferme opstelling kiezen bij niet-wezenlijke onderwerpen (zoals afvalscheiding) en steeds meegaander worden bij onderwerpen waarover het Woord van God duidelijk genoeg is.” beeld ANP, Jerry Lampen
„Het lijkt wel alsof we ineens een ferme opstelling kiezen bij niet-wezenlijke onderwerpen (zoals afvalscheiding) en steeds meegaander worden bij onderwerpen waarover het Woord van God duidelijk genoeg is.” beeld ANP, Jerry Lampen

De Bijbel leert ons dat sommige mensen een mug uitzijgen, maar een kemel doorzwelgen (Matth. 23:24): ze zeven een mug uit een glas met drinken, maar slikken een kameel, als die in dat drinken zou ronddrijven, gewoon door. Dat wil zeggen: tegen een kleine fout gaan ze uitgebreid tekeer, maar ze houden hun mond over echte kwesties. Of nog anders gezegd: ze stellen niet de juiste prioriteiten, zien niet waar de echte fronten liggen. Van kleine, minder belangrijke zaken maken ze een heikel punt, maar aan echt belangrijke zaken gaan ze voorbij.

We liggen hier natuurlijk allemaal voor open. We koesteren boezemzonden en hekelen kleinigheden. We hebben elkaar dus nodig om elkaar in dit verband een beetje op te scherpen. Dat geeft mij vrijmoedigheid om in te gaan op enkele zaken die mij recent zijn opgevallen.

Afvalscheiding

Laat ik het voorbeeld nemen van twee onderwerpen: milieu en duurzaamheid enerzijds en homoseksualiteit anderzijds.

Milieu en duurzaamheid waren geen onderwerpen die in reformatorische kring erg veel belangstelling vonden. Het waren ‘linkse’ onderwerpen, het speeltje, zo leek het, van partijen als GroenLinks en van activistische organisaties als Greenpeace. Het alarmisme rond deze onderwerpen paste ook niet goed binnen een levensbeschouwing waarin God deze wereld in Zijn hand houdt en waarin die wereld daar veilig is.

Aan dat tekort aan belangstelling is een einde gekomen. Rond de biddag opende het RD iedere dag met een pagina waarin een bepaald milieuthema uitgebreid werd toegelicht. Ik zal niet graag beweren dat die belangstelling onterecht is. Maar misschien kunnen we wel met elkaar vaststellen dat die nieuwe belangstelling snel doorslaat. Dat we van een mug die geen mug was ineens een kameel maken en die nog doorzwelgen ook.

Zo heeft het mij zeer verbaasd dat een geïnterviewde predikant (over wie verder niets dan goeds!) opmerkte dat een kenmerk van een waar christen is dat hij zijn afval scheidt. Nu weet ik heel zeker dat er heel veel christenen in de hemel zijn die hun afval nooit hebben gescheiden. Ik weet ook dat een christen iets zal voelen van zijn verantwoordelijkheid voor een zuchtende schepping, maar het kenmerk van een waar christen is dat hij God vreest en beeft voor Zijn Woord. Niet dat hij zijn afval scheidt. Dat is hoogstens een toevallig, cultureel bepaald kenmerk.

Laten we in dit verband nog eens herlezen wat de hervormde emeritus predikant C. Stelwagen, in een interview, over de wet en de ark heeft gezegd (RD 5-6-2009).

Meebuigen

Homoseksualiteit was in de gereformeerde gezindte een meer aangelegen thema. De exclusieve veroordeling daarvan heeft plaats gemaakt voor een pastorale benadering, waarin ook de verhalen van homo’s en hun ouders aan bod komen. Dat is alleen maar winst. Want wie zal ontkennen dat de gebrokenheid en verwarring van de levens van vele mensen die anders geaard zijn om een liefdevolle ontmoeting vragen?

Maar van deze kameel kunnen we van de weeromstuit weer een mug gaan maken. Als we bijvoorbeeld net doen alsof wel de praxis zondig is, maar niet de geaardheid (net als onze zondige aard als zodanig). Als dat ertoe leidt dat we twee zoenende mannen niet in een advertentie willen zien, maar twee mannen die verliefd naar elkaar kijken geen probleem meer vinden (zoals de hoofdredacteur van deze krant onlangs voor radio 1 zei). Als we ‘liefde’ losmaken van Gods definitie van liefde. Als we meegaan in alle pogingen die dezer dagen worden gedaan om de mens, man en vrouw, en het huwelijk te zien als lege begrippen, die we zelf naar believen van een eigen invulling mogen voorzien. Of als we onder de indruk komen van de assertiviteit dan wel agressiviteit van zogeheten homoactivisten (al dan niet van christelijken huize) en zover mogelijk meebuigen in plaats van het Bijbelse standpunt (inclusief de pastorale benadering) helder te verwoorden en uit te dragen.

Karakterzwakte

Als ik me niet vergis, lijkt het wel alsof we ineens een ferme opstelling kiezen op niet-wezenlijke onderwerpen (zoals afvalscheiding), maar steeds meegaander worden op onderwerpen waarover het Woord van God (of ons dat nu bevalt dan wel goed uitkomt of niet) duidelijk genoeg is.

Dat wijst erop dat we een beetje de weg kwijt zijn en niet meer weten waar op dit moment de echte fronten liggen. We vallen op een modieus onderwerp de wereld bij, maar durven geen verschil te maken op een onderwerp dat ons kwetsbaar maakt. Groen van Prinsterer hield ons voor dat we moeten strijden waar het gevaar werkelijk dreigt en waar belijden met lijden vergezeld gaat.

Het heeft te maken, denk ik, met gemeenschapsdenken, waarbij niet de Bijbel, maar de eigen achterban doel en norm is. En misschien ook met karakterzwakte, met een gebrek aan wat dr. W. Aalders een „mannelijk en moedig geloof” noemde?

Onlangs kwam mij de volgende passage uit een van zijn boeken (”In verzet tegen de tijd”) onder ogen:

„Staan in een samenleving die ons niet bevoorrecht en beschermt. De moed moeten leren om een overtuiging te hebben die afwijkt van de meerderheid en niet populair is. In die overtuiging daarom vaak gekwetst en bezeerd worden. Dan niet verbitterd worden, maar een groot incasseringsvermogen bezitten en veel kunnen verdragen. Van ons geloof durven spreken zonder begrip, erkenning, waardering te ontmoeten. Posities in de samenleving moeten prijsgeven waar we recht op meenden te hebben. Een eigen levensgedrag trouw blijven, ook als dat afwijkt van de samenleving. Eigen normen en overtuigingen in ere houden. Weerbaar, kritisch, waakzaam staan tegenover de penetrerende invloeden van de moderne communicatiemiddelen. Niet in de ban raken van dingen die een “naam” hebben in de wereld. Uit de toon durven vallen. Non-conformistisch durven zijn. Een dergelijke heroriëntatie wordt van ons gevraagd in een tekenarme tijd.”

Ik geef deze woorden door, zodat wij allen ons daarin kunnen spiegelen.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer