Nederland vóór verbod op ‘bijengif’ in buitenteelten
Nederland zal vrijdag instemmen met het voorstel van de Europese Commissie om het gebruik van insectenbestrijders uit de groep van de zogeheten neonicotinoïden in de land- en tuinbouw te beperken. Dat schrijft minister Schouten (Landbouw) dinsdag in een brief aan de Tweede Kamer.
Als het aan de commissie ligt mogen middelen op basis van de werkzame stoffen imidacloprid, clothianidin en thiamethoxam straks alleen nog in kassen gebruikt worden. Ook behandeling van zaaizaad met deze middelen zal alleen zijn toegestaan voor gewassen die in kassen groeien.
De reden om de middelen niet meer in buitenteelten toe te staan is dat ze „rechtstreeks schadelijk zijn” voor wilde bijen, honingbijen en hommels, schrijft Schouten. Deze insecten zijn „onmisbaar” voor de bestuiving van gewassen. Daarom zijn de middelen een gevaar voor de biodiversiteit.
De bewindsvrouw volgt met dit standpunt het wetenschappelijk advies van de European Food Safety Authorithy (EFSA) en van het Nederlandse College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb). Op basis van het advies van de EFSA zullen de lidstaten op 27 april een besluit nemen.
De minister is zich beuwst van de mogelijke impact voor agrarische ondernemers, schrijft ze. Ze kondigt aan in gesprek te gaan met de sector over alternatieven.
Boerenorganisatie LTO liet eerder dit jaar weten dat de Nederlandse land- en tuinbouw het gebruik van neonicotinoïden al sterk heeft verminderd. De belangrijkste toepassing is op dit moment in zogeheten zaadcoating van gewassen die tijdens de teelt helemaal niet in bloei komen –en daardoor geen bijen aantrekken– zoals suikerbieten, uien en diverse groenten. Zaadbehandeling volgens LTO momenteel de meest milieuvriendelijke manier om schadelijke insecten als bladluizen te bestrijden. Bij een verbod op de neonicotinoïden zullen boeren andere middelen moeten inzetten, die het milieu meer belasten.
Milieuorganisaties voeren al jaren campagne tegen de neonicotinoïden, door hen aangeduid als ‘bijengif’ vanwege de veronderstelde relatie met de van tijd tot tijd optredende sterfte onder bijenvolken. Onderzoekers zijn het er echter niet over eens dat die relatie er daadwerkelijk is.