Gezondheid

Wat verslaving aan sociale media kan doen met pubers

Is overmatig gebruik van sociale media schadelijk voor de ontwikkeling van pubers? En zo ja, ook zo schadelijk dat verslaving aan sociale media een medische diagnose moet worden? „Het gaat om de mate waarin iemand disfunctioneert”, stellen twee verslavingsexperts van De Hoop.

23 April 2018 18:55Gewijzigd op 17 November 2020 03:49
beeld Istock
beeld Istock

Stel: je kind en zijn of haar iPhone zijn onafscheidelijk. De telefoonverslaving, tot uiting komend in eindeloos facebooken, snapchatten en appen, neemt zulke vormen aan dat hulp van buitenaf geboden is. Kunnen hulpverleners in de ggz dan iets betekenen?

Niet altijd, stelden sommige experts onlangs in het Algemeen Dagblad. Soms is een behandeling geboden, maar kun je die nog niet inzetten omdat bijvoorbeeld Facebookverslaving nog niet als officiële diagnose kan worden gesteld.

Hoogste tijd dus om dat alsnog te regelen? Sjacco van Iwaarden en Jan Teerds kennen de discussie die in de verslavingszorg al een tijdje woedt. Beiden zijn verbonden aan de christelijke ggz-instelling De Hoop. Van Iwaarden is verslavingsarts en verbonden aan het kinder- en jeugdcentrum van de instelling. Teerds is verslavingspycholoog en manager behandelzaken van de verslavingskliniek van De Hoop.

Alle twee benadrukken ze dat problematisch gebruik van sociale media in de regel meestal op dezelfde manier ontstaat als bijvoorbeeld problematisch drankgebruik. Teerds: „Simpel gezegd kun je stellen dat een verslavingsprobleem bijna altijd gepaard gaat met andere problemen. Het kan gaan om autisme, om ADHD of om hechtingsproblemen waarvoor verslaving dan een instantoplossing is.”

„Mensen met alleen een verslavingsprobleem zien we in de ggz bijna niet meer”, vult Van Iwaarden aan. „Wie alleen met een verslaving kampt of verslavingsgedrag dreigt te ontwikkelen, zonder onderliggende problematiek, komt daar doorgaans van af met lichtere vormen van hulp. Bijvoorbeeld via de huisarts, zijn netwerk of op eigen kracht. Bij de jongeren die hier binnenkomen, gaan verslavingsproblematiek en psychische problematiek vaak hand in hand. Het betreft dus een groep bij wie veelal een zogenaamde dubbele diagnose wordt gesteld.”

Stel, een kind groeit op in een stabiel gezin en worstelt niet met psychische problemen. Is de kans op verslaving aan sociale media dan nihil?

Teerds: „Het klopt dat je bij een kind dat zich gezond ontwikkelt inderdaad vaak een goede gedragsregulering ziet ontstaan, met voldoende tegenmechanismen tegen bijvoorbeeld verslaving. We moeten alleen niet uit het oog verliezen dat de puberteit in zichzelf een kwetsbare fase is. Jongeren in de puberleeftijd gaan experimenteren en een eigen identiteit ontwikkelen. Ouders moeten leren zich daarmee te verhouden. Dat is een leerproces. Dus als de stelling is: Zolang het gezin maar stabiel is kun je het socialemediagebruik van je kind helemaal vrijgeven, zeg ik nee.”

Van Iwaarden: „Eens. In de gereformeerde gezindte zijn we als ouders, opvoeders, gedragsdeskundigen en scholen al een tijd met elkaar in gesprek over welke mate van begrenzen van het gebruik van sociale media nu wenselijk en geboden is. Duidelijk is dat alle opvattingen die hierover in de achterban leven niet zomaar op één lijn zijn te krijgen. Op spreekbeurten die ik soms verzorg op verzoek van bijvoorbeeld kerken of scholen zie ik ouders regelmatig botsen. Sommigen redeneren: „De sociale media zijn niet meer weg te denken. Zelfs de reformatorische middelbare school van mijn kind geeft informatie over de roosters of de huiswerkopdrachten door via WhatsApp, dus zonder iPhone wordt mijn zoon of dochter een buitenbeentje.” Anderen blijven hameren op de noodzaak van grenzen stellen, zoals de oudervereniging BewustGezin.nu.”

Kunnen jullie als dé verslavingsexperts van de gereformeerde gezindte argumenten aandragen die de discussie verder helpen, of sturen?

Teerds: „Dat we met z’n allen blootstaan aan de neiging om substantiële delen van de dag in de weer te zijn met onze telefoon is natuurlijk een feit. Welke maatschappelijke schade dat op termijn gaat geven, in de vorm van bijvoorbeeld ziekteverzuim, is nu nog moeilijk te zeggen. Voordat daar harde cijfers over zijn, zijn we zeker tien jaar verder. Het risico is er wel. Op dit moment gaat de meeste aandacht uit naar de vraag welke plek dit moet hebben in de opvoeding. Dat is terecht. Het is onontkoombaar dat van al dat geapp een socialiserende werking uitgaat. Het vraagt vaardigheden om goed met deze media om te gaan, en sommige pubers kunnen zich door leeftijdsgenoten in een negatief gedrags- of rolpatroon laten drukken. Als ouders en opvoeders moeten we daar alert op zijn. Het communicatieproces op sociale media voltrekt zich immers veelal buiten hun waarneming. Rechtstreeks ingrijpen als het uit de hand loopt kan daardoor niet, omdat je niet onmiddellijk van alles op de hoogte bent.”

Van Iwaarden: „De risico’s en gevaren wegwuiven, is echt te gemakkelijk. Vanuit mijn praktijk als verslavingsarts durf ik dat rustig te stellen. Bij zeker een derde van de jongeren die in ons kinder- en jeugdcentrum of op een van onze poliklinieken worden behandeld voor verslavingsproblemen speelt socialemediaverslaving een rol. Zoals gezegd hebben we het dan over patiënten bij wie we behalve die verslaving ook nog een psychiatrische diagnose stellen. Dat laat onverlet dat hun verslaving aan sociale media de problematiek waar zij mee worstelen aanzienlijk verergert en de behandeling flink compliceert of frustreert.”

Waaruit bestaat het verslavingsgedrag van deze patiënten zoal?

Van Iwaarden: „Dat loopt uiteen. Pornoverslaving is voor een deel van deze groep een hardnekkig probleem. Ik heb in mijn praktijk ook meiden die we met behulp van therapeutische interventies proberen af te leren om naaktfoto’s van zichzelf te verspreiden. Sommige van onze jongere patiënten worstelen met een Skypeverslaving of zijn zo geobsedeerd door Snapchat dat ze een therapeutisch gesprek soms zomaar, abrupt onderbreken omdat ze onmiddellijk willen reageren op een plaatje dat ze via dat medium van bekenden krijgen toegestuurd.

Het socialemediagebruik bij die jongeren is dus ontspoord; dat kun je zeker zo stellen. Mijns inziens kunnen we dat niet bagatelliseren door te zeggen dat deze groep vanwege psychische problemen toch al extra vatbaar was voor het opbouwen van een verslaving. Wie zo denkt, zou hier eens een paar dagen moeten meelopen. Als je op Facebook zit, ben je soms maar een paar muisklikken verwijderd van bijvoorbeeld seksueel getinte advertenties. Dat gegeven zou voor iedereen een waarschuwing moeten zijn.”

Is het ingaan van een behandeltraject tegen socialemediaverslaving bij De Hoop een kwestie van: iPhone inleveren?

Van Iwaarden: „Bij binnenkomst op de klinische afdeling is dat zeker de regel. Het komt voor dat jongeren reageren: Dan laat ik me niet opnemen. Maar zover komt het gelukkig nooit.”

Er gaan stemmen op om van bijvoorbeeld Facebookverslaving een aparte diagnose te maken. Doen of niet?

Van Iwaarden: „Mijn inschatting is dat eigenlijk alleen de ggz-klinieken die zeggen uitsluitend verslavingsproblemen te willen behandelen, los van alle mogelijke overige psychiatrische aandoeningen, daar een punt van maken. Hun aantal is echter beperkt. Ik vind de discussie iets gekunstelds hebben. Je zag dat heel duidelijk bij de totstandkoming van de DSM-5; de vijfde editie van het officiële naslagwerk waarin alle psychiatrische stoornissen worden gerubriceerd. Gameverslaving wordt daarin niet officieel als stoornis genoemd omdat het meer een gedragsafwijking dan een officiële verslaving zou zijn. Maar uiteindelijk zijn de kenmerken van die gedragsafwijking alsnog vrij gedetailleerd beschreven in een aparte bijdrage bij dit handboek, met als titel: Afwijkend gamegedrag.”

Teerds: „Mijns inziens draait de echte discussie om de vraag: Kunnen we in de psychiatrie nog wel uit de voeten met de DSM-5? Bepalend voor de vraag of iemand wel of geen behandeling nodig heeft, is volgens mij de mate waarin hij of zij disfunctioneert. Om die reden voel ik wel voor een diagnose gedragsverslaving, waarbij je onder meer nagaat: Doet iemand iets structureel vaker dan hij of zij zelf wil, welke mate van ontwenning treedt er op bij stoppogingen, welke afwijkende gedragspatronen laat iemand zien? Afhankelijk van iemands disfunctioneren zou je dan een behandeling kunnen overwegen, zonder dat je hoeft te kijken of de verslaving betrekking heeft op alcohol, drugs of sociale media.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer