Column: Het boek van een thuiskomst
In mijn boekenkast heb ik een boek in gotische letters staan van de Duitse schrijfster Ina Seidel (1885-1974), getiteld ”Lennacker. Das Buch einer Heimkehr” ofwel ”Lennacker. Het boek van een thuiskomst” (1938). Ina Seidel was helaas een bewonderaarster van Hitler en het nazisme, maar tegelijk heeft ze dit boek geschreven, dat op mij een diepe indruk heeft nagelaten en dat ik regelmatig herlees.
Het gaat over Hans Lennacker, een Duitse soldaat die op 24 december 1918 uit de Eerste Wereldoorlog huiswaarts keert. Hij klopt in de avond aan bij een klooster en vraagt daar onderdak voor de nacht. Gedurende twaalf nachten droomt hij dan over zijn voorgeslacht, en het boek vertelt door middel van deze dromen het verhaal van twaalf generaties van het geslacht Lennacker. De geschiedenis loopt terug tot de eerste Lennacker, die in contact stond met Maarten Luther.
Wat in een roman als ”Lennacker” mogelijk is door de weg der verbeelding, is in werkelijkheid vaak niet mogelijk. Wat zou ik graag de geschiedenis van mijn familie gedurende twaalf generaties (of tot op Adam) willen kennen. Er zijn wel stambomen, maar veel meer dan namen en data geven die helaas niet. Ik ben echter niet het type van de stamboomonderzoeker; ik zoek meer naar overgebleven documenten of brieven.
Af en toe duikt er ineens iets op. Een medebroeder in de kerkenraad die tevens een verre neef van mij is, gaf me een foto waar zijn schoonvader en mijn vader als klein jochie op staan. Ze zijn dan een jaar of vier en staan parmantig en ook verlegen in de lens van de fotograaf te kijken. De fotograaf is een Duitser die in de oorlog was ingekwartierd bij mijn familie.
Tijdens een van de nachtelijke gesprekken die ik in zijn laatste maanden met mijn vader had, kwamen we op een zeker moment over mijn grootvader, zijn vader, te spreken. Ik hoorde toen dingen die ik nog nooit eerder had gehoord. Mijn grootvader had een vader die fel antikerkelijk was. Toen hij tijdens zijn laatste levensjaren inwoonde bij mijn grootouders, maakte mijn vader hem dagelijks mee. Als mijn opa dan achter zijn harmonium kroop en een psalm speelde, pakte mijn overgrootvader zijn rode zakdoek uit zijn zak en stopte die demonstratief in zijn oor. Hij wilde niets te maken hebben met dat vrome gedoe. Hij had een arbeidersachtergrond en was naar ik, de verhalen horende, vermoed een ”rooie rakker”.
De moeder van mijn opa was hervormd. Ik weet helaas niet of ze hem mee naar de kerk nam en hem in het geloof opvoedde, of dat zij meer ”hervormd op wielen” was.
Mijn vader vertelde me dat zijn vader, ondanks de negatieve houding van diens vader, zelf echter met de zaken van het geloof bezig was in zijn jeugd. Hij was zoekende geworden. Dat was nog voordat hij kennis kreeg aan mijn grootmoeder, die wel uit een kerkelijk milieu kwam. Ze waren daar van huis uit hervormd, maar later zijn ze christelijk gereformeerd geworden in Sliedrecht.
Er begon bij mij iets te gloeien vanbinnen. Hoe zat dit? Mijn vader wist niet meer te vertellen dan dat mijn opa doordeweeks naar een zekere Vergeer ging aan de Kerkbuurt in Sliedrecht. Ik kon die naam echter niet thuisbrengen. Ik wendde me tot K. A. Gort uit Putten, oud-Sliedrechter en goed thuis in de kleine kerkgeschiedenis. Die kwam er ook niet uit, maar hij suggereerde me om mijn vraag op te laten nemen in de vragenrubriek van het blad Oude Paden. Dat heb ik gedaan, en ik kreeg tot mijn vreugde antwoord van A. Bons uit Sliedrecht.
Die schreef dat Vergeer niet een lerend ouderling of oefenaar was, maar een bloemist die een zaaltje ter beschikking stelde, waar doordeweeks een aantal verontruste kerkgangers bijeenkwam. Er preekten hier allerlei oefenaren en predikanten, en uiteindelijk is hier door ds. B. Toes de vrije gereformeerde gemeente gesticht. Mijn grootvader is hier niet gebleven. Hij is uiteindelijk christelijk gereformeerd (Bewaar het Pand) geworden, toen hij verkering kreeg met mijn oma en met haar mee ter kerke ging.
Hoe belangrijk is het dat we in deze tijd, waarin alles op het heden gericht lijkt te zijn, oog hebben voor onze voorgeschiedenis. Wij zijn niet toevallig geworpen in een kortstondig heden, maar we staan in een keten van generaties. Iets daarvan mag dan even oplichten in hoe mijn grootvader in zijn jeugd is aangeraakt door God. De genealogische geschiedenis wordt dan het ”Boek van een thuiskomst”.
Dr. Ewald Mackay is historicus en filosoof. Hij is werkzaam als docent geschiedenis, cuma en filosofie aan Driestar hogeschool te Gouda. Reageren? rubriekforum@refdag.nl