Binnenland

Dankbaarheid en weemoed na 70 jaar huwelijk

Ze waren zondag zeventig jaar getrouwd: Jan Teune en Geertje („zeg maar Gé”) Teune-van Dorp uit Kampen. Wat overheerst is dankbaarheid. En weemoed over de naasten die overleden. „Het leven is een zucht.”

9 April 2018 14:23Gewijzigd op 17 November 2020 03:40Leestijd 5 minuten
Jan en Gé Teune waren zondag zeventig jaar getrouwd. Ze wonen al hun hele huwelijk aan de Venedijk Noord in Kampen, waar ze een veehouderij hadden. beeld Freddy Schinkel
Jan en Gé Teune waren zondag zeventig jaar getrouwd. Ze wonen al hun hele huwelijk aan de Venedijk Noord in Kampen, waar ze een veehouderij hadden. beeld Freddy Schinkel

De Venedijk Noord in Kampen. Aan de ene kant een weids uitzicht. In de verte de drukke N50. Aan de andere kant nieuwbouwwijk Onderdijks. Vlakbij staat het moderne pand van het Hoornbeeck College. Aan de Venedijk Noord delen Jan en Gé Teune al zeventig jaar lief en leed. Een platina huwelijk. Naast hun woning staat een stal die zichtbaar al jaren in onbruik is. Het bouwwerk duidt op een arbeidzaam leven van het echtpaar in de veeteelt.

Jan werd op 28 augustus 1919 geboren aan de Groenestraat in het centrum van Kampen. Een plaats waar destijds nog veel stadsboerderijen stonden. „Dat is dus al bijna een eeuw geleden”, benadrukt hij. Jan groeide op in de wijk Brunnepe, waar zijn ouders een veehouderij hadden. Hij was de oudste van dertien kinderen. Een van de kinderen overleed jong. Van het gezin zijn er nog zes in leven. „Het was in mijn jonge jaren een grote armoede.Voor nieuwe schoenen was bijvoorbeeld niet zomaar geld.”

Gé kwam op 2 december 1925 ter wereld in ’t Harde. „Mijn vader werkte met paarden en kanonnen in het schietkamp. Later verkocht hij veevoer en kunstmest.” In haar jonge jaren verhuisde het gezin naar de IJsseldijk in Kampen. „Ik ben de oudste van zes kinderen. Er zijn er nog vier in leven.”

Ortskommandant

Het terugdenken aan hun jeugd roept behalve goede herinneringen ook droevige beelden op. Jan: „Ik groeide op in de Dorpsstraat. Niemand uit mijn jonge jaren leeft meer. Alles gaat voorbij. Ook wij.”

De twee ontmoetten elkaar tijdens de Tweede Wereldoorlog. Destijds was het gebruikelijk dat jongeren ’s avonds als tijdverdrijf de Oudestraat, de belangrijkste winkelstraat in Kampen, op en neer liepen. Af en toe rustten ze uit door tegen een etalage te leunen. „Maar dat mocht niet van de Ortskommandant. Hij joeg je zo weg met zijn gummistok. Op een keer zat Gé ook tegen een etalage. Toen heb ik haar bij de arm gepakt.” Dat moment was de aanleiding tot een verkering, die enkele jaren later uitmondde in een huwelijk. De twee waren in die tijd lid van de hervormde kerk. „De Bovenkerk, de Broederkerk en de Noorderkerk zaten allemaal vol. Van die drie wordt alleen nog de Broederkerk op zondag gebruikt”, zegt Jan met spijt in zijn stem.

Na hun trouwen in 1948 gingen ze in een noodwoning aan de Venedijk Noord wonen. Hier werden drie van de vier kinderen geboren. Rond 1964 verrees op dezelfde plek het huis waar ze nu nog wonen. Jan ging kippen houden. „Ik begon met vijf kippen. Ik weet nog dat ik trots het eerste ei aan de buren ging laten zien.” Het bedrijfje groeide gestaag. Toen ze zo’n 1000 kippen hadden, ging in korte tijd al het pluimvee dood door een ziekte. „Dat was heel moeilijk.” Later ging het echtpaar ook koeien en varkens houden. Jan werd bovendien melkinstructeur: hij legde aan anderen uit hoe ze met melkmachines om moesten gaan.

Gé ging de boer op om melkmonsters te nemen en hielp mee op het bedrijf. Ooit reed ze op de snelweg met achter de auto een kar met biggen erin. „De kar ging open en een van de biggen viel er uit. Ik ben gestopt en heb de big weer in de kar gedaan. Dat moest wel, want die big was de winst. Die konden we niet missen.”

Na verloop van jaren ging het vee de deur uit. De grond werd aan de gemeente Kampen verkocht. Het echtpaar woont nog in een redelijke gezondheid zelfstandig. Ze krijgen hulp van de thuiszorg. De laatste jaren worden ze steeds meer omringd door hun kinderen, die dagelijks voor hen zorgen. Ze kregen 4 kinderen, 16 klein- en 31 achterkleinkinderen. Leed bleef hun niet bespaard. Vorig jaar kwam een schoonzoon om het leven bij een ongeval op de N50. Beiden hebben het er nog steeds moeilijk mee. Gé: „Maar hij is goed heengegaan.”

Genadetijd

Hoe kijken ze in hun levensavond vooruit? Jan: „Ik heb ogenblikken waarin ik geloof dat het goed mag zijn. Kijk maar naar Psalm 116: „Gij zijt verlost, God heeft u welgedaan.”” Gé vindt het moeilijk om zekerheid te krijgen. „Maar ik mag altijd roepen. Er is nog genadetijd.” Het echtpaar zegt dankbaar te zijn dat ds. W. M. van der Linden van de hersteld hervormde gemeente in Kampen hen af en toe bezoekt. Jan: „Hij is heel gunnend. En ook waarschuwend. Als hij voor onze verjaardag komt, hebben we goede gesprekken.”

De afgelopen zeventig jaar zijn snel omgegaan, ervaart het echtpaar. Jan: „Het is een zucht. Tot je veertigste jaar kun je inademen. Daarna is het uitademen. Je bouwt steeds verder af.” De dankbaarheid voor hun lange huwelijk overheerst.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer