„Religie mag je niet achter de voordeur wegduwen”
Je mag religie niet achter de voordeur wegduwen, vindt dr. Pooyan Tamimi Arab. „Het klokgelui van kerken en de versterkte gebedsoproep vanuit de minaret mogen beide niet geweerd worden.”
Vrijdagavond vindt in Utrecht een debat plaats over de rol van religie in de Nederlandse identiteit. De bijeenkomst wordt georganiseerd door het Utrecht Religie Forum en het Centre for the Humanties. Een van de sprekers is Pooyan Tamimi Arab, universitair docent in Utrecht.
Het gesprek vindt plaats in een van de gebouwen van de universiteit aan het Janskerkhof in de Utrechtse binnenstad, pal bij de Janskerk met het beeld van Willibrord, een van de grondleggers van de christelijke identiteit.
Tamimi Arab is geboren in Iran en kwam op zijn zesde naar Nederland. Hij groeide op in de Amsterdamse wijk De Baarsjes, waar hij in de klas zat met kinderen van allerlei achtergronden. Hij studeerde filosofie, kunstgeschiedenis en antropologie en is niet religieus.
Een van zijn conclusies is dat Nederland een land is met een grote religieuze diversiteit. „Dat is een gevolg van de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging. Wie treurt om de aanwezigheid van de diverse religieuze gemeenschappen en individuele personen, betreurt de vrijheid zelf.”
Bij die grondwettelijke vrijheid hoort volgens hem ook dat religieuze uitingen in de openbare ruimte een plaats kunnen krijgen, ook als ze nieuw en onbekend zijn. Hij noemt er een paar: de jaarlijkse opvoering van ”The Passion”, een hindoeprocessie in Den Helder, een sjiitische processie in Den Haag, de bouw van een moskee met daarnaast een hindoetempel en een boeddhistische tempel in Almere en de versterkte gebedsoproep –de azan– vanuit de minaret in diverse plaatsen.
De onderzoeker wijst op de discussie over de gebedsoproep van de Westermoskee in Amsterdam. Het Amsterdamse college vindt dat de versterkte gebedsoproep niet leidt tot een onaanvaardbare aantasting van het leefklimaat in de buurt. Daarmee is Tamimi Arab het eens. „Er bestaat een grondwettelijk recht op het laten horen van een gebedsoproep. Die oproep kan heel belangrijk zijn voor moslims en versterkt hun identiteit als gelijkwaardige Nederlandse burgers.”
Dat kan christenen tegen de haren in strijken.
„De vrijheid van godsdienst en levensovertuiging is niet in de eerste plaats bedoeld ter bevordering van de sociale cohesie of de culturele integratie. Bij die vrijheid hoort dat de rechten van de ene groep de andere groep pijn kunnen doen.”
Zo’n versterkte oproep leidt toch tot polarisatie?
„Dat kwam ik pas tegen bij Leefbaar Rotterdam, dat zegt de Nederlandse identiteit te willen redden. Dan hebben ze het over de Nederlandse cultuur en over nationaal erfgoed. De Nederlandse politieke identiteit is echter een heel ander begrip, waarbij niet partijpolitiek of culturele identiteit maar ons burgerschap de basis is voor elke discussie.
Als een gebedsoproep te veel gedoe oplevert in de buurt, kan men het geluid matigen. Dat kan ook gebeuren met het klokgelui van een kerk. Kerk en moskee doen er verstandig aan om het geluidsniveau te verminderen, maar zij hoeven dat nooit zo te doen dat er niets meer te horen valt.”
Wat vindt u van het verbieden van de besnijdenis, een kwestie die momenteel in IJsland speelt?
„Meerderheden zouden terughoudend moeten zijn met het voorschrijven van wat wezenlijk is voor de religieuze beleving van minderheden. Het is logisch dat joden en moslims een totaalverbod ervaren als discriminatie. In Duitsland zijn er medische regels gesteld aan het uitvoeren van de besnijdenis. Dat is beter.”
Begrijpt u dat sommige orthodoxe protestanten zich steeds minder thuis voelen in Nederland?
„Als antropoloog is het mijn taak om naar mensen te luisteren en tegelijkertijd kritische afstand te bewaren. Orthodoxe protestanten hebben net zo veel rechten als anderen. De overheid moet rekening houden met hun gevoelens, en dat gebeurt ook. Zo wordt er een uitzondering gemaakt voor gemoedsbezwaarden die geloven dat verzekeringen in strijd zijn met Gods voorzienigheid. Maar wij moeten allemaal accepteren dat religieuze diversiteit een permanent gegeven is in een vrije samenleving, ook als dat pijnlijk is.”