Kind met problemen wil ‘gewoon’ leven in pleeggezin of gezinshuis
Hoe meer we kunnen omschakelen van residentiële jeugdzorginstellingen naar gezinsgerichte vormen van begeleiding, hoe minder getraumatiseerde kinderen onze samenleving zal tellen, betoogt Peer van der Helm.
In de jeugdwet uit 2015 staat dat kinderen die niet meer thuis kunnen wonen bij voorkeur in een pleeggezin of in een gezinshuis moeten worden geplaatst. Nederland telt momenteel zo’n 750 gezinshuizen, waarin bijna 2600 kinderen wonen. Daarnaast wonen er zo’n 10.000 kinderen in residentiële instellingen en 1700 in de gesloten jeugdzorg. Kunnen die allemaal naar pleeggezinnen en gezinshuizen, zoals de wet voorstaat?
Het antwoord op die vraag weten we niet. Niet alle kinderen komen meteen in aanmerking voor gezinshuizen of pleeggezinnen. In pleeggezinnen is het niet altijd mogelijk dat een pleegouder permanent aanwezig is. Weliswaar kunnen kinderen met ernstiger problemen in een gezinshuis worden opgevangen, omdat daar wel altijd iemand thuis is, maar ook wat een gezinshuis aankan is begrensd.
Soms is het gedrag van het kind zo risicovol dat plaatsing in de gesloten jeugdzorg nodig is. Denk hierbij aan extreem antisociaal en agressief gedrag dat de andere kinderen in het gezinshuis bedreigt. Of aan extreem zelfverwondend gedrag, bijvoorbeeld als een kind voortdurend probeert messen in te slikken. Ook kinderen op wie gejaagd wordt door loverboys of uit eerwraak zijn in eerste instantie moeilijk te plaatsen. Al neemt de dreiging met de tijd wel af en kan er later alsnog worden overgegaan tot plaatsing in een gezinshuis.
„Omringd door trauma”
Waarschijnlijk komt van de 1700 kinderen uit de gesloten jeugdzorg, vanwege hun ernstige problematiek, maar een klein deel in aanmerking voor een gezinshuis. Wanneer we ervan uitgaan dat van de 10.000 residentieel geplaatste kinderen er 9000 in aanmerking komen voor een gezinshuis, zijn er bij drie kinderen per huis grofweg 3000 extra gezinshuizen nodig in Nederland. Dat aantal gaan we voorlopig zonder extra investeringen niet halen.
Dat komt doordat het werk als gezinshuisouder niet gemakkelijk is. Veel kinderen hebben nadelige jeugdervaringen achter de rug en hebben trauma’s als gevolg van verwaarlozing, mishandeling en misbruik. Vaak op zeer jonge leeftijd en vaak in combinatie met een licht verstandelijke beperking. Een gezinshuisvader die vier misbruikte meisjes opvangt, zei: „Ik ben omringd door trauma’s.”
Uit huis geplaatst worden, is een volgende negatieve jeugdervaring. En wanneer het in een instelling of pleeggezin niet lukt, volgen er meestal meerdere vervolgplaatsingen, waarbij er vaak ook van school (meestal speciaal onderwijs) wordt gewisseld. Als je zo’n kind op zijn kamer bezoekt, zie je vaak opgestapelde vuilniszakken met kleren en speelgoed. Het zegt genoeg over de verwachtingen van het kind als alleen de knuffels zijn uitgepakt. En bij iedere vervolgplaatsing verslechtert het gedrag in de regel. Zo bouwen kinderen een negatieve kijk op anderen en op zichzelf op.
Het vraagt dus om bijzonder stevige (en goed opgeleide) pleeg- of gezinshuisouders en goede ondersteuning door gedragsdeskundigen en vaak ook pedagogisch medewerkers en vrijwilligers (”het steunend netwerk”). Je kunt dit werk namelijk niet alleen. Daarnaast komt bijvoorbeeld bij de selectie van gezinshuis.com maar 10 procent van de geïnteresseerden door de selectie.
Alicia
En toch blijft het de moeite waard om te streven naar meer kinderen in een pleeggezin of gezinshuis. De vaste aanwezigheid van gezinshuisouders en de nadruk op het ‘gewone’ leven hebben een heilzame uitwerking op het kind. Recent onderzoek (https://www.hsleiden.nl › Nieuws & Agenda › Persberichten) van de Hogeschool Leiden liet zien dat kinderen in een pleeggezin of gezinshuis, in vergelijking tot kinderen in residentiële instellingen, een beter klimaat ervaren. Ze ondervinden veel steun van de gezinshuisouders (verbondenheid), voelen zich veilig, geven aan veel te leren (competentie) en ervaren meer autonomie (zelfdeterminatietheorie van Ryan & Deci, 2017).
Inmiddels is in hoge mate aangetoond dat deze factoren niet alleen de motivatie om gewenst gedrag te vertonen bevorderen, maar ook de cognitieve, sociaal-emotionele en persoonlijkheidsontwikkeling stimuleren. Het ‘gewone’, dat andere mensen als vanzelfsprekend beschouwen, is voor deze kinderen een diepgewortelde behoefte. Daarom zijn pleeggezinnen en gezinshuizen zo hard nodig.
Tijdens het recent gehouden leefklimaatonderzoek bij gezinshuizen wilden sommige kinderen het vragenlijstje zelfs eerst niet invullen, omdat ze vonden dat ze in een ‘gewoon’ gezin woonden. Ze wilden niet bijzonder gevonden worden.
Deze diep gevoelde wens om gewoon te zijn, is duidelijk te zien in het begin van de film ”Alicia”. Alicia is een meisje dat van instelling naar instelling zwerft. Wanneer de pedagogisch medewerker haar vertelt dat ze nog steeds geen plek voor haar hebben gevonden, omdat ze een speciaal kind is, antwoordt Alicia huilend: „Nee, ik ben een gewoon meisje.” De vooruitzichten van Alicia zijn slecht omdat er bij haar al veel schade is aangericht door een groot aantal negatieve jeugdervaringen.
Wanneer we Alicia op tijd in een gezinshuis hadden kunnen plaatsen, hadden we haar veel pijn kunnen besparen. En 9000 andere kinderen met haar.
Geld nodig
Het is een illusie te denken dat we dit snel voor elkaar krijgen, maar we kunnen het wel proberen. Er is geld nodig om samen met de zorginstellingen de omschakeling van residentiële instellingen naar gezinsgerichte vormen van begeleiding mogelijk te maken. Daarbij kunnen we denken aan kleinschalige voorzieningen zoals Spirit, Jeugdformaat en Fier die hebben.
Als de overheid, bijvoorbeeld VWS en de VNG, een bijdrage levert van enkele miljoenen euro’s, kunnen daarvan onderzoek, werving, selectie en de opstart van nieuwe gezinshuizen en pleeggezinnen worden betaald. Dat geld zal zich later terugbetalen in de vorm van minder getraumatiseerde kinderen in onze samenleving. Daar is genoeg wetenschappelijk bewijs voor.
Pas dan is de jeugdwet uit 2015 niet meer een botte bezuiniging, maar zal deze wet een serieuze bijdrage leveren aan een betere jeugdhulp in Nederland voor die kinderen die het minder goed getroffen hebben.
De auteur is lector residentiële jeugdzorg bij het Expertisecentrum Jeugd aan de Hogeschool van Leiden. Bron: socialevraagstukken.nl