Voelen christenen zich in Nederland thuis of is er heilige onrust en gebed?
In welk Nederland leven wij? Is dat het beeld dat Hendrik Marsman in 1936 in zijn bekende gedicht over Nederland schetst: „Denkend aan Holland zie ik breede rivieren traag door oneindig laagland gaan”? Of vinden we dat de schrijver Gerrit Komrij in een parodie op dit gedicht een reëler beeld geeft: „Denkend aan Holland zie ik waardepapieren snel door begerige vingers gaan”?
Beide benaderingen zeggen iets over Nederland. En het is belangrijk daarover na te denken, want wij hebben als christenen een verantwoordelijkheid voor het land waarin we leven. Voor een bezinning daarop biedt het deze week gepresenteerde rapport ”De sociale staat van Nederland” van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) een goed uitgangspunt. In dit lijvige boekwerk –bepaald geen poëtische lectuur– schetst het bureau vele belangrijke ontwikkelingen sinds ongeveer 1990.
Uit het rapport blijkt dat er duidelijke verschuivingen zijn. Het algemene beeld is dat Nederland voller, grijzer en diverser is geworden. Het aantal inwoners steeg met 13 procent naar meer dan 17 miljoen. Het aandeel 65-plussers nam behoorlijk toe. En dat geldt nog sterker voor het aantal mensen met een niet-westerse achtergrond: bijna een verdubbeling naar 2,1 miljoen.
Een interessante conclusie uit het SCP-rapport is dat Nederlanders de afgelopen 25 jaar positiever zijn geworden over hun eigen situatie en de samenleving. Belangrijke redenen zijn, behalve bijvoorbeeld de langere levensverwachting en de daling van de criminaliteit, de sterke economische groei en de stijgende inkomens.
Nederland behoort tot de welvarendste landen. Dat geeft reden tot dankbaarheid. Wie de armoede en grote conflicten in vele andere gebieden in de wereld ziet, moet beseffen dat een volle koelkast en een veilig huis echt niet zo vanzelfsprekend zijn.
Toch is er ook in ons land een keerzijde aan deze positieve ontwikkeling. Ondanks de toegenomen welvaart leeft bijna 7 procent van de inwoners in armoede. Nu is hun leefsituatie veelal niet zo slecht als die in derdewereldlanden, maar toch vraagt dit bijzondere aandacht.
Dat geldt temeer omdat er sprake is van een toenemende tweedeling. De hoogopgeleiden en mensen zonder handicap of ziekte gingen er de afgelopen jaren meer op vooruit dan inwoners met een lagere opleiding en zieken en gehandicapten. Verder namen ook de verschillen tussen werkenden en niet-werkenden en tussen hoge en lage inkomens toe.
Hier ligt een grote verantwoordelijkheid voor de overheid, maar ook voor christenen. Vanuit Bijbels perspectief is er geen reden om te pleiten voor een ver doorgevoerd gelijkheidsbeginsel. In Gods Woord komen arm en rijk naast elkaar voor, maar er wordt wel op vele plaatsen bevolen om de armlastige naaste te helpen. Dat geldt anno 2017 nog steeds.
Een nog groter zorgpunt zijn de verschuivende opvattingen op verschillende ethische terreinen. De afgelopen 25 jaar is de steun voor de keuzevrijheid van vrouwen voor een abortus gestegen van 50 naar 74 procent. Het homohuwelijk wordt inmiddels door 94 procent geaccepteerd en hulp bij euthanasie door 92 procent. Wie de ontwikkelingen op deze terreinen heeft gevolgd, wordt niet verrast door deze cijfers, maar dat neemt niet weg dat ze uiterst schrijnend zijn. Bovendien daalt ook het gezag van de kerken steeds verder.
Wie de balans opmaakt van de afgelopen 25 jaar komt tot de conclusie dat de meeste Nederlanders het materieel beter hebben gekregen, maar ook dat het normen-en-waardenpatroon in ons land steeds verder van de Bijbelse beginselen af is komen te staan. Is voor een dergelijke conclusie het SCP-rapport nodig? Nee. Maar het drukt christenen wederom wel met de neus op de feiten.
Wat is onze houding? Voelen christenen zich in Nederland thuis, of is er een heilige onrust en gebed of Gods geboden en inzettingen ons volksleven mogen gaan stempelen? In welk Nederland willen wij leven?
De auteur is adjunct-hoofdredacteur van het Reformatorisch Dagblad.