Column: China is geduchte wereldmacht én aantrekkelijke groeimarkt
Toen ik voor het eerst mijn Chinese promovendus stond op te wachten in de hal van ons ziekenhuis, vond ik dat best spannend. Bij vacatures word je vaak overladen met sollicitaties uit Aziatische landen. Het is dan niet zo gemakkelijk om te ontdekken wat voor vlees je in de kuip hebt. Maar dit was een bijzonder geval. Via Hongkong kende hij het Westen al, op Skype klikte het meteen en bovendien was zijn Engels voortreffelijk.
Later vertelde hij me over zijn eigen verbazing, toen hij de centrale hal van het ziekenhuis binnenliep. Hij liet me een foto zien van de hal van het ziekenhuis in zijn eigen (miljoenen)stad. Daar geen koffietentjes, boekhandels en beautyshops maar alleen een enorme rij mensen. In de ochtend ga je naar het ziekenhuis, en je hoopt dat je ergens die dag aan de beurt komt. Hij had zich afgevraagd of hij niet per abuis in een winkelcentrum terecht was gekomen.
Wat begrijpen wij eigenlijk van dat grote land China? Daar probeer ik achter te komen in de gesprekken die ik met mijn Chinese promovendus voer. Want dat China steeds belangrijker voor ons wordt, weet elke krantenlezer. Onder wetenschappers is het niet anders. Velen van hen hebben een deelaanstelling aan een Chinese universiteit en gaan er een maand per jaar naartoe. Fabrikanten van medische apparatuur likken hun vingers af. In China gaat alles keer tien of keer honderd. Tenminste, als de Chinezen dezelfde gezondheidszorg als die van ons willen krijgen. En wie durft hun dat te ontzeggen?
In de wandelgangen hoor je van de Chinagangers weleens hoe het daar toegaat. Het opzetten van onderzoek is ietsje gemakkelijker dan hier. Je maakt afspraken met de bazen en dan gaat het verder vanzelf. Niks eindeloos overleggen en polderen. Als de professor het zegt, gebeurt het gewoon.
Er bestaan zelfs heuse subsidies van de Europese Unie voor onderzoek samen met Chinese universiteiten. Dat heeft voordelen. Een van de uitdagingen bij medisch onderzoek is om genoeg patiënten te vinden die mee willen doen. Vind je er te weinig, dan zijn de resultaten van je onderzoek minder krachtig. In China is dat geen probleem. En zo is er nog wel meer.
Bij medicijnonderzoek is een complicerende factor dat veel mensen al veel andere medicijnen slikken, zeker ouderen. Het effect van het nieuwe medicijn is dan niet zo groot meer. Maar in China worden veel minder medicijnen gebruikt. Dus kun je gemakkelijker effecten van nieuwe medicijnen meten.
Om het plaatje compleet te maken, moet je ook nog beseffen dat de Chinezen intussen lijden aan dezelfde welvaartsziektes (denk aan suikerziekte en vaatlijden) als wij in het Westen.
China is voor wetenschappers en farmaceutische bedrijven dus een enorme groeimarkt. Nu wil ik daar niet alleen maar ironisch over doen. Ik ben zelf inmiddels erg gelukkig met mijn Chinese promovendus, al ben ik nog nooit in zijn land geweest. Ik profiteer van zijn ongekende wetenschappelijke drive. Maar helemaal lekker zit het me niet. Wat zijn wij aan het doen in China? Hoe zijn die welvaartsziektes eigenlijk in China gekomen?
Juist in China is er in de jaren 80 onderzoek gedaan dat aantoont dat veel welvaartsziektes minder of eenvoudigweg niet voorkomen bij een plantaardig dieet. Dit onderzoek werd uitgevoerd door de Amerikaanse wetenschapper Colin Campbell. Hij kreeg in het kielzog van het bezoek van president Nixon aan China de gelegenheid onderzoek te doen naar het verband tussen voedingsgewoonten en chronische ziekten. Zijn onderzoek is in de wetenschappelijke literatuur bekend geworden als de ”China study”. Maar na het bezoek van Nixon koos China een andere route. Sinds 1978 is de vleesconsumptie in dit land verzesvoudigd. Wie rijk wordt, wil vlees eten, dat is een regel met wereldwijd weinig uitzonderingen.
Ondertussen leren wij de Chinezen nu hoe je intensieve landbouw en veeteelt aanpakt. Daar zijn we in ons kleine landje immers zo goed in. In 2014 genoot onze landbouwuniversiteit niet voor niets de speciale belangstelling van de Chinese president tijdens zijn bezoek aan ons land. En we helpen de Chinezen natuurlijk ook graag om de welvaartziektes die in hun land meer en meer de kop op steken te bestrijden. Doordat we ons dieet exporteren, krijgen ze dezelfde gezondheidszorg nodig.
Zelfs wie alle binnenbochten in dit verhaal in rekening brengt, houdt genoeg over voor een nietpluisgevoel. We maken ons vooral zorgen over China als wereldmacht. Gevaarlijke jongens hoor, die Chinezen! Maar ondertussen profiteren we van de Chinese groeimarkt. Is dat wel helemaal zuiver?
Aart Nederveen werkt als klinisch fysicus bij de af- deling radiologie van het Academisch Medisch Centrum (AMC) in Amsterdam. Reageren? rubriekforum@refdag.nl