Regeren wordt voor CDA vooral oefening in bescheidenheid
Het CDA krijgt opnieuw een herkansing. Dat gebeurt veel minder op basis van kracht dan in de jaren 80 of kort na de eeuwwisseling. En dat wordt wennen, stelt Jan Schinkelshoek.
„We rule this country.” Zelden zal een uitspraak van een parlementariër zozeer vleugels hebben gekregen. Nog steeds geldt Joost van Iersel, lid van de Tweede Kamer in de jaren 80, als het toppunt van christendemocratische verwatenheid. Hem wordt steevast toegeschreven ooit, midden in het tijdperk van Ruud Lubbers als minister-president, te hebben gezegd dat het CDA het zo’n beetje voor het zeggen had in het land: „We rule this country.”
Het is een staande uitdrukking geworden. Dat hij iets anders gezegd heeft en in elk geval iets anders bedoeld heeft –„We just run the country”: wij, christendemocraten, zijn op tal van plekken actief, vanuit ons verantwoordelijkheidsbesef houden we de zaak draaiend, nooit te beroerd zaken aan te pakken– is tot op de dag van vandaag nauwelijks nog uit te leggen.
Paarse kabinetten
Te lang heeft het CDA in het centrum van de macht gezeten om te ontkomen aan het verwijt van zelfgenoegzaamheid of zelfs aanmatiging. Dat leverde een aversie op die diep zat. Het was misschien wel de belangrijkste drijfveer achter de paarse kabinetten-Kok I (1994-1998) en -Kok II (1998-2002), beide gevormd door PvdA, VVD en D66. „Christendemocraten zijn in Nederland langer aan de macht dan de communisten in de Sovjet-Unie”, smaalde Frits Bolkestein (VVD) indertijd. Dat christendemocratische partijen het land beter achterlieten dan de communisten, werd er in de hitte van het debat meestal niet bij gezegd…
Maar eerlijk is eerlijk: het CDA en z’n voorgangers zijn op het hoogtepunt niet ontkomen aan enige overmoed, hier en daar zelfs arrogantie. Zoals alle partijen die te lang op grote voet leven macht als vanzelfsprekend bezit gaan beschouwen, zo waanden ook christendemocraten zich te lang het onmisbare middelpunt van het land.
Daarom kwam de afstraffing in 1994 (voor het eerst sinds mensenheugenis verdween het CDA-van-na-Lubbers naar de oppositiebanken) zo hard aan. En daarom wrong het CDA zich na de optater in 2010 (de periode van Balkenende eindigde in een soortgelijk drama) in zulke rare bochten om toch maar te kunnen blijven meeregeren.
Nederlagen
Eigenlijk is de christendemocratie die nederlagen niet meer te boven gekomen. Als het CDA terugkwam, kwam het terug op een lager niveau. Zelfs de grote verkiezingsoverwinning van 1986 (”Laat Lubbers z’n karwei afmaken”) leverde minder zetels in de Tweede Kamer op dan de verzamelde christendemocratische partijen in de jaren 50 en 60 hadden. En zoals Balkenende Lubbers niet evenaarde, zo is Buma tot nog toe onder Balkenende blijven steken.
Dat ligt niet alleen aan de omstandigheden.
De herleving onder Balkenende (zijn eerste kabinet regeerde van 22 juli 2002 tot 23 mei 2003) was, zeker achteraf bezien, meer de resultante van het paarse kabinet, de opkomst van Pim Fortuyn en kiezersonrust dan een structureel herstel van christendemocratische kracht. En zeker vanaf 2006 hebben we (jazeker: we) verzuimd om te investeren in het eigen verhaal. Vier jaar later brak dat lelijk op. En maakten we collectief het probleem alleen maar groter.
Herkansing
Het CDA krijgt na de verkiezingen van dit jaar opnieuw een herkansing. Dat gebeurt onder andere omstandigheden dan de vorige keren, veel minder op basis van kracht dan in de jaren 80 of kort na de eeuwwisseling.
Onder Lubbers was de partij, het kersverse product van een moeizame fusie van katholieken en protestanten, nog de leidende partij van het land. Onder Balkenende herwon de partij die positie na zeven magere jaren niet zonder moeite. Onder Buma moet de partij genoegen nemen met een gedeelde tweede plek binnen de coalitie, na een bescheiden verkiezingsoverwinning.
Het laat zich aflezen aan het kabinet-Rutte III. Aan het regeerakkoord: een uitgebalanceerd werkstuk, maar geen beleidsstuk waar christendemocraten zich de vingers bij aflikken. Aan de portefeuilleverdeling: een paar vingers in de pap, maar geen dominante positie. Aan de politieke krachtsverhoudingen: een van de vier binnen een coalitie en niet de leidende partij. Ja, dat wordt wennen.
Regeren zal voor het CDA vooral een oefening in bescheidenheid worden: „We do not rule this country.” Wellicht biedt het andere, nieuwe kansen.
De auteur, oud-lid van de Tweede Kamer voor het CDA, is directeur van het communicatiebureau Schinkelshoek & Verhoog in Den Haag. In de jaren 80 was hij hoofd voorlichting van de Tweede Kamerfractie en campagnemanager van Lubbers. Bron: christendemocraat.com.