Alleen Christus
Romeinen 10:9
„Indien gij met uw mond zult belijden de Heere Jezus en met uw hart geloven dat God Hem uit de doden opgewekt heeft, zo zult gij zalig worden.”
Dit geloof kan volstrekt niet bestaan met de werken samen: dat wil zeggen indien u verwacht door welke werken ook maar tezamen met het geloof gerechtvaardigd te worden. Dit zou een hinken op twee gedachten zijn. Baäl aanbidden en hem de hand kussen, wat de grootste zonde is, zoals Job zegt.
Als u dus begint te geloven, leert u tegelijkertijd erkennen dat al wat in u is u volstrekt schuldig stelt, zondig is en veroordelenswaardig, zoals dat ook staat te lezen in Romeinen 3:23: „Allen hebben gezondigd en derven de heerlijkheid Gods”, en in vers 10-12: „Niemand is rechtvaardig, ook niet één; er is niemand die doet wat goed is; allen zijn zij afgeweken, tezamen zijn zij onnut geworden.”
Als dit nu voor u een bekende zaak is geworden, zult u weten dat u Christus nodig hebt, Die voor u geleden heeft en is opgewekt, opdat u, in Hem gelovende, door de kracht van dit geloof een ander mens zou worden. Terwijl dan al uw zonden vergeven zijn en u gerechtvaardigd bent door u vreemde verdiensten, namelijk: die van Christus alléén.
Daar echter dit geloof slechts in de inwendige mens heerschappij kan voeren, zoals Paulus zegt (Romeinen 10:10): „met het hart gelooft men ter gerechtigheid”, en omdat dit geloof alléén rechtvaardigt, is het duidelijk dat de inwendige mens stellig door geen enkel werk of enige bezigheid kan gerechtvaardigd worden.
Maarten Luther, hoogleraar in Wittenberg
(”De vrijheid van een christen”, 1520)