Brussel wil snelle voltooiing Europese bankenunie
De voltooiing van de Europese bankenunie stagneert. Het zit vast op het laatste onderdeel: een gemeenschappelijke garantieregeling voor spaarders. De Europese Commissie presenteerde deze week voorstellen om de afronding van het ambitieuze project te bespoedigen. Een aantal vragen.
De bankenunie, waar hebben we het dan ook alweer over?
In het verleden was het bankwezen een nationale aangelegenheid. Elk land kende op dit gebied zijn eigen bepalingen. De bankenunie houdt in dat voortaan binnen de eurozone ten aanzien van alle bedrijven in de betrokken sector hetzelfde beleid van kracht is. Overal gelijke voorschriften, bijvoorbeeld over de omvang van de aan te houden kapitaalbuffers. Dat vormt de basis van de constructie.
Waar komt het plan vandaan?
Bij het uitbreken van de crisis, in het najaar van 2008, dreigde voor tal van banken de ondergang. Door hun grensoverschrijdende activiteiten en de grote onderlinge verwevenheid sleepten zij elkaar mee. Van een gemeenschappelijke aanpak van de problemen was geen sprake. Dat moet in de toekomst anders, beseften de EU-lidstaten. Zo kwam de politieke discussie op gang over harmonisatie en coördinatie, over een Europese benadering. Die zal de stabiliteit van het financiële systeem vergroten. In juni 2012 besloten de EU-regeringsleiders een bankenunie op te richten en kon er worden begonnen met, stap voor stap, de realisering van dat voornemen.
Wat zijn de concrete veranderingen?
De bankenunie omvat drie pijlers. Als we de uniforme regelgeving ook als een pijler beschouwen, kunnen we spreken van vier stuks. De eerste heeft betrekking op het toezicht. Dat is in november 2014 door de nationale autoriteiten –bij ons De Nederlandsche Bank– overgedragen aan de Europese Centrale Bank (ECB) in Frankfurt. Die instantie waakt dus vandaag de dag over de gezondheid van de financiële concerns.
Een ander element betreft, zoals het heet, het resolutiemechanisme. Dat trad in 2016 in werking. Dan praten we over het geheel van afspraken die van toepassing zijn in het geval dat een bank toch in ernstige moeilijkheden raakt en die bedoeld zijn om die situatie op ordentelijke wijze het hoofd te bieden. Volgens het vastgelegde regime draaien in eerste instantie aandeelhouders en obligatiehouders op voor de verliezen. Eventueel kan er daarbovenop geld beschikbaar komen uit een reservepot die de sector zelf opbouwt. Bij een afwikkeling op die manier blijft –ook dat is een belangrijk oogmerk– de belastingbetaler buiten schot. Ten tijde van de crisis sprongen de overheden met enorme bedragen aan staatssteun bij om banken te redden. Daarmee zetten zij dus belastinggeld in. Dat dient voortaan te worden vermeden.
Dit jaar werden de nieuwe bepalingen keurig gehanteerd bij het naderende faillissement van de Spaanse Banco Popular. Italië verstrekte kort daarna echter toch weer noodhulp uit de schatkist om twee kleinere spelers overeind te houden.
Wat ontbreekt er nu nog?
Het gemeenschappelijk depositogarantiestelsel: als het ware een verzekering voor spaarders, die erin voorziet dat als het mis gaat zij tot een grens van 100.000 euro hun tegoed terugkrijgen. Daarvoor moet uiteraard een fonds worden opgetuigd, waaraan alle banken bijdragen. Het lukt tot dusver niet om hierover overeenstemming te bereiken tussen de lidstaten en binnen het Europees Parlement. Voor spaarders maakt het trouwens niet zo veel uit. Zij zijn al beschermd tot 1 ton, maar dat is tot nu toe nationaal geregeld.
Waarom verloopt het tot stand brengen van die garantieregeling erg stroef?
Met het beoogde delen van het risico op dit terrein kom je op glad ijs in Europa. Een aantal landen, waaronder Duitsland en Nederland, voelt daar onder de huidige omstandigheden niks voor. Veel financiële ondernemingen in vooral de zuidelijke regio’s van het continent hebben nog omvangrijke posten aan slechte leningen op hun balansen staan, leningen die waarschijnlijk nooit meer worden afgelost. Als er op enig moment een bank onder die last bezwijkt, zouden bij een gemeenschappelijke garantieregeling banken uit andere landen meebetalen om de getroffen spaarders te ontzien. Eerst orde op zaken stellen bij de zwakke banken, vinden de noordelijke landen.
Hoe denkt de Europese Commissie de bezwaren weg te nemen?
Commissaris Valdis Dombrovskis, afkomstig uit Letland, oppert een gefaseerde invoering. In een eerste periode kunnen nationale stelsels met onvoldoende middelen in kas bij het te vormen centrale Europese fonds alleen lenen. Dan moet het geld dus later worden terugbetaald. Van een echt gezamenlijk fonds zal pas sprake zijn als in alle landen de banken ‘schoon’ zijn. De Commissie zegt in het voorjaar van 2018 voorstellen te zullen indienen voor het wegwerken van oninbare kredieten; door afschrijvingen, door die leningen met korting te verkopen aan een andere partij of door die onder te brengen in een aparte instelling, veelal aangeduid als ”bad bank”.
Brussel hoopt dat er na de verkiezingen in Frankrijk en Duitsland meer politieke ruimte is gekomen om zaken te doen. In december vergaderen de regeringsleiders over wat er moet gebeuren om de toekomst van de monetaire unie, het bouwwerk rond de euro, veilig te stellen en dan zal ook dit dossier op de agenda staan.