Voor ongeleerden
1 Korinthe 1:25
„Want het dwaze Gods is wijzer dan de mensen, en het zwakke Gods is sterker dan de mensen.”
Voor velen lijkt het alsof het christelijk geloof een gemakkelijke zaak is. Niet weinigen daarnaast geven het een plaats onder de deugden. Zij kunnen dit alléén doen omdat zij het nooit hebben onderzocht, om het door ondervinding te leren kennen, noch ooit de voortreffelijkheid ervan gesmaakt en genoten. Het moet immers onmogelijk heten dat iemand er op de juiste wijze over zou schrijven, of wat er op juiste wijze over geschreven was goed zou verstaan, die niet de geest ervan onder hem in het nauw brengende droefenissen eens had geproefd.
Wie evenwel er ook maar iets, zij het nog zo weinig, van geproefd heeft, die kan er nooit genoeg over schrijven en spreken en nadenken en ervan horen, want het is een levende fontein van water, die springt tot in het eeuwige leven, zoals Christus zegt (Johannes 4).
Ik nu, hoewel ik niet durf roemen in een ontvangen overvloed en weet hoe ik maar gebrekkig toegerust ben, hoop toch dat ik, ofschoon gekweld door vele en onderscheidene beproevingen, een weinig van dit geloof heb verkregen en dat ik, indien al niet met schoner woorden, dan toch in degelijker zin daarover kan spreken dan die letterlievende en stellig zeer scherpzinnige, spitsvondige betogers tot dusver hebben gedaan, die zelf niet verstaan wat zij erover te berde brengen. Ik wil graag de ongeleerden –die alleen begeer ik te dienen– een weg wijzen.
Maarten Luther, hoogleraar in Wittenberg
(”De vrijheid van een christen”, 1520)