Cultuur & boeken

Prof. dr. Egbert Schuurman: tegendraads christen in een seculier land

Prof. dr. Egbert Schuurman als tegendraads christen in een seculier land. Met deze typering van zijn biograaf is niets te veel gezegd. In Den Haag had vrijdag 6 oktober de presentatie van Schuurmans biografie plaats.

Klaas van der Zwaag
9 October 2017 19:41Gewijzigd op 17 November 2020 02:33
Prof. dr. Egbert Schuurman. beeld Martijn Beekman
Prof. dr. Egbert Schuurman. beeld Martijn Beekman

Het boek, dat is geschreven door historicus en journalist Remco van Mulligen, is echter veel meer dan een biografie: het schetst een bewogen periode in de Nederlandse geschiedenis op het gebied van cultuur, ethiek, wetenschap en samenleving.

Egbert Schuurman (1937) behoorde tot de derde generatie van gereformeerde filosofen. Hij ging zich na zijn promotie in de wijsbegeerte vooral bezighouden met de filosofische aspecten van de techniek. Hij raakte in brede kringen bekend vanwege boeken waarin termen als technicisme en Babelcultuur veelvuldig klonken.

Techniek is volgens Schuurman in de westerse samenleving een onafhankelijke macht geworden. Technicisme duidt op verabsolutering van de macht van techniek en wetenschap, gedreven door een menselijke heilsverwachting, door de gedachte dat de mens zichzelf zou kunnen redden. Technicisme is volgens Schuurman daarom verbonden met de zondeval. De mens streeft sindsdien naar een „tegenschepping.” René Descartes (1596-1650) is naar Schuurmans oordeel de vader van het technicisme. De Franse filosoof behandelde mens en natuur als een manipuleerbare machine. Het utilisme is de ethiek van het technicisme: zorgen voor een zo groot mogelijk welzijn voor de meerderheid.

Pessimistisch

Schuurman heeft een pessimistische visie op de techniek ontwikkeld. Hij liet zich wat dat betreft inspireren door de Duitse filosoof Martin Heidegger (1889-1976) en de Franse socioloog en theoloog Jacques Ellul (1912-1994). Technologie is volgens hen dé dominante kracht in de wereld – en niet economie of kapitalisme, zoals veel kritische denkers menen. Van Heidegger komt ook de titel Van Mulligens boek: ”Alleen God kan ons nog redden”. Waarbij aangetekend moet worden dat Heidegger niet in God geloofde en dus niet langs die weg de ”Seinsvergessenheit”, de metafysische crisis in de westerse cultuur, kon oplossen.

Schuurman was met zijn proefschrift ”Techniek en toekomst” (1972) een van de eerste filosofen die zich met het denken van Ellul bezigheiden. Toch is het niet terecht om Schuurman als een volbloed pessimist te beschouwen. Hij zag ook de positieve kanten en mogelijkheden van de techniek.

Steeds meer ging hij het principe ”verantwoordelijkheid” benadrukken, dat hij ontleende aan de Duitse filosoof Hans Jonas (1903-1993). Deze waarschuwde ertegen om de mens te zien als object van techniek, waarbij hij zaken als levensverlenging, controle van menselijk gedrag en genetische manipulatie noemde.

Het zijn zaken waarmee Schuurman zich in zijn loopbaan actief zou bezighouden. Het begrip verantwoordelijkheid overbrugt bij hem de kloof tussen utilistische ethiek (doel heiligt alle middelen) en plichtsethiek (waarin geen enkele visie op de toekomst aanwezig is). In een westerse wereld die vastloopt in materialisme en beheersingsdrang, benadrukte Schuurman het motief van Christus, de liefde tot God en de naaste. Daardoor bleef hij niet steken in het pessimisme.

Niet neutraal

Schuurman blonk vooral uit in beschouwingen over de ethiek. Keer op keer wees hij erop dat de wetenschap en techniek te weinig aandacht hadden voor de ethische consequenties ervan. Te veel werd uitgegaan van de neutraliteit van de techniek, terwijl juist allerlei ontwikkelingen noopten tot kritische reflecties. Techniek is de ethiek gaan bepalen: wat technisch kan, is ethisch aanvaardbaar. Schuurman sprak van een „ethisch deficit” (tekort).

Vandaar dat Schuurman in 1986 een van de drijvende krachten was achter de oprichting van het Prof. dr. G. A. Lindeboom Instituut. In 1995 volgde het Instituut voor Cultuurkritiek, dat hij samen met Henk Jochemsen startte. Beide instituten zijn volgens Van Mulligen typische Schuurmanorganisaties: betrokken vanuit een duidelijk christelijke identiteit, met een open houding naar de omringende samenleving. Dergelijke orthodox-protestantse instanties hebben het na verloop van tijd financieel steeds moeilijker gekregen en zijn deels ook weer verdwenen.

Schuurman was teleurgesteld over de toenemende secularisatie aan de VU en over het tegenwerken van initiatieven als de Prof. dr. Lindeboom Stichting. Hij kon aan de VU inhoudelijk steeds minder zijn ei kwijt. Cultuur- en techniekfilosofie raakten aan de VU uit de gratie, al is de laatste tijd het klimaat weer verbeterd, stelt Van Mulligen. Tegenwoordig zijn er volgens hem overtuigd christelijke filosofen actief, zoals Jeroen de Ridder. Maar hun onderzoek wordt van buitenaf gefinancierd, aldus Van Mulligen. „Echte waardering voor wetenschap vanuit een christelijke invalshoek is er bij deze universiteit niet.”

Politiek

Schuurman werd nogal eens verweten dat hij bleef steken in abstracte termen, zoals Babelcultuur en technicisme. Deelname aan het politieke gebeuren (hij werd lid van de Eerste Kamer voor de RPF, later ChristenUnie) heeft hem geholpen om zijn ethiek te concretiseren. Hij kreeg oog voor medisch-ethische problemen. Een grote rol speelde Schuurman bij de besluitvorming rond euthanasie met zijn verzet tegen de zogenaamde zelfbeschikking. Hij schroomde niet om de vergelijking met nazi-Duitsland te maken, waar ook sprake was van eugenetica. Hij was overigens niet ongenegen om woorden weer terug te nemen, bang als hij was om mensen te kwetsen. Maar als hij zorgen had, liet hij dat voortdurend en expliciet weten.

Schuurman was zijn tijd vooruit toen hij waarschuwde dat gehandicapt leven als waardeloos zou worden beschouwd. Interessant om te lezen is dat Schuurmans adviezen op ethisch vlak niet alleen nationaal maar ook internationaal serieus werden genomen, zoals zijn pleidooi voor een verantwoorde omgang met gentechnologie. Schuurman vond de reageerbuisbabytechniek en het genetische geknutsel met de mens ontoelaatbaar.

Kernenergie

Schuurman liet zich niet in een hokje plaatsen. Zo was hij tegen kernenergie, waar velen in zijn kring weinig moeite mee hadden. Zijn grote aandacht voor milieu en ontwikkelingssamenwerking was evenmin heel gebruikelijk in zijn kring.

Voor de morele en ethische effecten van nieuwe technieken bleef Schuurman aandacht vragen. In de ethiek waren volgens hem natuur en milieu altijd de sluitposten en delfden zij het onderspit. Het milieuprobleem vond zijn zijns inziens zijn oorsprong in technicisme en beheersingsdrang. Zo verbond hij de opkomende bio-industrie met de filosofie van Descartes, die al het geschapene als een machine zag.

Schuurman liep voorop: al in de jaren zeventig verkondigde hij vanuit het christelijk geloof een brede kijk op ecologische kwesties. Zorg voor de schepping was volgens hem een dure plicht en het noachitische verbond was in zijn optiek een verbond tussen God, mens én dier.

Evolutie

Schuurman nam een onafhankelijk standpunt in ten opzichte van de discussie over schepping en evolutie. Hij had grote bezwaren tegen het evolutionisme, maar was ook afkerig van het jongeaardecreationisme, dat hij als een fundamentalistische opvatting beschouwde (evenals het evolutionisme trouwens). Het creationisme stelt een te groot vertrouwen in de wetenschap. Geloof en wetenschap strijden niet met elkaar zolang beseft wordt dat geloof over alles gaat, en wetenschap slechts over een klein stukje van de werkelijkheid.

Schuurman bleef bij een „vragende ontwetendheid”, aldus Van Mulligen: we kunnen het allemaal niet weten en daarin moeten we berusten. Toch bleef Schuurman moeite houden met de gedachte van een oude aarde, wat zijns inziens in strijd is met wat de Bijbel zegt over hoe God die aarde heeft geschapen.

Schuurman raakte ook verzeild in allerlei wrijvingen binnen de RPF en CU, meestal het gevolg van kandidaatstellingen of strubbelingen in het proces van samensmelting van GPV en RPF. De SGP was ook nog even in beeld, maar dat was niet van lange duur. Er kwam een blijvende verwijdering tussen Schuurman en SGP-senator Holdijk toen Schuurman een coalitie waaraan de PVV meedeed, rigoureus afwees. Hij zag deze laatste partij als „levensgevaarlijk” en een „bedreiging voor de geestelijke vrijheid.” Al was Schuurman geen machtspoliticus, observators constateerden wel dat Schuurman minder vrij kon spreken toen de ChristenUnie aan het kabinet deelnam.

Opvallend aan Schuurman was dat hij niet direct met Bijbelteksten naar voren kwam of de christelijke traditie gebruikte als argument. Wel gebruikte hij beelden uit de Bijbel, zoals de tuinmetafoor. De wereld is een tuin omdat de mens hierin bezig is met cultiveren en wel zodanig dat dit in dienst staat van het leven, het héle leven wel te verstaan. De mensheid is op weg van een tuin naar de heilige stad.

Islam

Verrassend was dat Schuurman in zijn strijd voor een schone en niet-uitgebuite schepping een bondgenootschap zocht met islamitische denkers die een reformistische geest ademden, zo betoogde hij in zijn afscheidsoratie in Wageningen. Dat werd hem niet altijd in dank afgenomen. Toch pleitte hij voor een pact tussen het orthodoxe christendom en de reformistische islam om zo een zinnig tegenwicht te krijgen tegen de fundamentalistische islam en het verlichtingsdenken.

Schuurman bleef in de Eerste Kamer, voor de hectiek van de Tweede Kamer voelde hij zich niet geschikt. Hij had typisch de mentaliteit van een Eerste Kamerlid: bezinnend, wetenschappelijk, met een iets grotere afstand tot het woelige leven van de Tweede Kamer. Desalniettemin heeft hij veel concrete wetsvoorstellen ingediend en in de actieve politiek zijn steentje bijgedragen. Zijn afscheidscadeau als Kamerlid was volgens Van Mulligen de parlementaire enquête naar privatiseringen.

Profetisch

Het boek is, zoals gezegd, veel meer dan een biografie. Het laat zien hoe de westerse cultuur, waaronder Nederland, in enkele decennia ingrijpend is veranderd. De macht van de techniek en wetenschap is dermate groot geworden dat het onze samenleving met talloze negatieve aspecten heeft opgezadeld, zoals verlies van de diepere waarden van gemeenschap, huwelijk en gezin, religie, verantwoordelijkheid, om maar niet te spreken van allerlei ethische problemen op het gebied van ethiek.

In die zin is de stem van Schuurman sinds de jaren zeventig profetisch geweest toen hij waarschuwde voor de autonoom geworden machten van techniek en wetenschap. De cultuur is dermate ontwricht dat de titel van het boek alleen maar aan waarheid heeft gewonnen: Alleen God kan ons nog redden.

Strijder voor oecumene van alle orthodoxe christenen

Egbert Schuurman (1937) groeide op in de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt, maar sloot zich later bij de ‘buitenverbanders’, de Nederlands Gereformeerde Kerken (NGK). Als gelovige past hij daar goed, zegt Van Mulligen. Het kerkgenootschap is decentraal georganiseerd, gemoedelijk met een orthodoxe signatuur en een hang naar oecumene. Schuurman was volgens zijn biograaf wars van fundamentalisme, afkerig van „de afgod van de strakke formuleringen”, zoals Schuurman eens zei, en zocht verbinding waar dat mogelijk was.

Schuurman studeerde weg- en waterbouwkunde aan de Technische Hogeschool Delft. Dankzij de ontmoeting met Henk van Riessen en Johan Mekkes, twee bijzonder hoogleraren van de calvinistische wijsbegeerte in Delft, ontwaakte in hem de wijsgerige belangstelling. Schuurman beëindigde zijn aanstelling in Delft om in 1965 aan de VU filosofie te studeren. In financiële zin was dat een offer en onzekere toekomst. Schuurman kwam weer dicht bij Van Riessen, die sinds 1963 hoogleraar filosofie aan de VU was.

Van Riessen bracht Schuurman in aanraking met zowel de gereformeerde wijsbegeerte als de filosofie van de techniek. In 1968 studeerde Schuurman bij Van Riessen af als filosoof. Schuurman werd later wetenschappelijk hoofdmedewerker aan de VU en nam in 1972 de leerstoel van Mekkes in Eindhoven over. In 1972 promoveerde hij op het lijvige proefschrift ”Techniek en toekomst. Confrontatie met wijsgerige beschouwingen”.

Schuurman was aan drie universiteiten bijzonder hoogleraar reformatorische wijsbegeerte, werd senator voor de RPF en later voor de ChristenUnie. In 2011 nam Schuurman afscheid van de politiek en daarmee van zijn publieke leven. Het oeuvre van Schuurman is omvangrijk: het aantal boeken, artikelen en interviews loopt in de honderden.

Schuurmans karakter kenmerkt zich door een oecumenische gezindheid, aldus Van Mulligen. Hij pleitte al in 2007 voor meer ruimte voor rooms-katholieken binnen de ChristenUnie. Schuurman was enthousiast over de encycliek ”Caritas in veritate” van paus Benedictus XVI, waarin hij ook zijn eigen visie op techniek herkende. Schuurmans inzet was om de ChristenUnie te verbreden zonder dat de inhoudelijke koers minder orthodox werd. „De rode draad bleef zijn streven naar een oecumene van alle orthodoxe christenen”, aldus Van Mulligen.

Boekgegevens

Alleen God kan ons nog redden. Egbert Schuurman: tegendraads christen in een seculier land, Remco van Mulligen; uitg. Buijten & Schipperheijn, Amsterdam, 2017; ISBN 978 90 5881 956 7; 432 blz.; € 29,90.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer