Raak schieten in soldatenpakje te gemakkelijk
Eigenlijk is politiek best simpel. Je koopt of regelt een gammele soldatenuitrusting. Je loopt in deze uitdossing naar het spreekgestoelte van de Tweede Kamer. Daar laat je demonstratief twee paar soldatenlaarzen zien. Eerst die „waardeloze dingen” die Defensie aan haar personeel uitreikt en die „zich binnen de kortste tijd volzuigen met water.” Daarna het kwalitatief veel betere schoeisel dat soldaten, ten einde raad, „dan maar van hun eigen geld” aanschaffen. Je spreekt hier schande van en roept een paar keer „partijkartel!” Met als eenvoudige conclusie dat Hennis moet aftreden. En je sloft terug naar je blauwe zetel.
Efficiënter dan Baudet het deze week deed in het Kamerdebat over het mortierongeval in Mali, kan het niet. Je hoeft het OVV-rapport er, strikt genomen, niet eens voor gelezen te hebben. Als je maar slim gebruik maakt van wat De Telegraaf twee jaar geleden al schreef over de schamele uitrusting van onze militairen.
Na jouw vijf minuten durende optreden is de buit binnen. Tijdens de rest van het debat hoef je niet meer te interrumperen, maar kun je op je tablet een spelletje schaak spelen. Waarschijnlijk kom je die avond op het journaal. Hoe dan ook maak je van het voorval je eigen filmpje, dat je via sociale media verspreidt. En de nieuwe leden stromen binnen.
Een andere vraag is of deze werkwijze respect verdient. Nee, wacht even, het feit dat hier een act wordt opgevoerd, is het probleem niet. Er lopen in de Tweede Kamer wel vaker politici naar voren met een stekkerdoos in de hand. Of een Rembrandtbijbel. Dat hoort erbij. Politiek is, althans gedeeltelijk, theater.
De kwestie is ook niet of de FVD-leider gelijk heeft. Met zijn litanie over de uitrusting van militairen heeft hij een punt.
Toch is hier iets geks aan de hand. Merkwaardig is immers dat de man die zich „de belangrijkste intellectueel van Nederland” noemt en die er alles aan doet zijn partij te profileren als de slimmere, meer beschaafde en bezonken variant van de PVV, zo vaak zijn toevlucht neemt tot grenzeloze versimpelingen van de werkelijkheid. Dat de politicus die als geen ander zou moeten weten dat er in de wereld meer tinten zijn dan zwart en wit, zich er zo vaak net iets te makkelijk vanaf maakt.
Dat was niet alleen deze week, in het Kamerdebat met de inmiddels afgetreden minister Hennis, het geval. Simplificaties lijken structureel ingebakken in de strategie en het programma van FVD. Want hoe financier je eigenlijk de in het verkiezingsprogramma opgenomen belastingvrije voet van 20.000 euro? Hoe timmer je –ander programmapunt– een kabinet in elkaar van enkel zakelijk gerichte, niet-politieke bewindslieden? Het antwoord op zulke vragen blijft voor een belangrijk deel in nevelen gehuld. En valt het regelmatig willen houden van referenda, waarin ingewikkelde vraagstukken haast per definitie gereduceerd worden tot een simpel ja of nee, niet in dezelfde categorie?
Een tweede vraag die gesteld mag worden, is hoeveel dergelijke optredens met legerhesjes en kisten nu precies bijdragen aan de oplossing van maatschappelijke problemen, in dit geval die van de Nederlandse krijgsmacht. En in verband daarmee: hoeveel schriftelijke vragen heeft het FVD het achterliggende half jaar over deze thematiek gesteld? Hoeveel Kameroverleggen die daarover gingen, bijgewoond?
„Nou, daar beginnen wij niet aan, hoor. Al dat geploeter in het achterhaalde politieke systeem van het partijkartel. Dat schiet toch niet op, man?” Nee, inderdaad, dat schiet niet op. Maar als er aan het Binnenhof iets bereikt wordt, dan vaak wel daar, in die achterafzaaltjes. In boren in hard hout, zoals politiek weleens genoemd wordt, hebben partijen als FVD echter weinig zin.
Zeker, een politicus kán zich beperken tot de show en het snelle werk. En daar een zeker succes mee boeken. Maar alleen bij gratie van het bestaan van partijen die níét zo te werk gaan.