Betere beloning en waardering onderwijzers is dringend geboden
De staking, donderdag, van meesters en juffen in het primair onderwijs kan een succes genoemd worden. Tienduizenden leerkrachten kwamen donderdag naar Den Haag om meer geld te eisen voor zowel het basisonderwijs zelf als het personeel in het basisonderwijs. Ongeveer een miljoen kinderen had gisteren, als gevolg van de staking, een vrije dag.
Op tal van christelijke en reformatorische scholen werd gisteren níét gestaakt. Niet omdat er geen sympathie is voor de eisen van de stakende onderwijzers, maar omdat staken principieel wordt afgewezen. De RMU noemt staken alleen geoorloofd als doorwerken zonde is of in het geval van apert onrecht. Nu zullen er nogal wat onderwijzers zijn die de arbeidsomstandigheden in het basisonderwijs onder dat aperte onrecht scharen. Maar de RMU bedoelt ongetwijfeld situaties waarin andere mensen onmenselijk behandeld worden.
Opvallend is dat ook op scholen waar niet gestaakt werd de sympathie voor de eisen van de stakers niet zelden groot is. Het feit dat de nieuwe regering van VVD, CDA, D66 en CU honderden miljoenen extra in het onderwijs wil investeren, is volgens de leerkrachten niet genoeg. De 270 miljoen euro die beschikbaar is voor loonsverhogingen van meesters en juffen noemen ze zelfs een fooi en bij lange na niet genoeg om de ongelijkheid tussen de beloning van onderwijzers in het primair onderwijs en docenten in het voortgezet onderwijs op te heffen. Onderzoek heeft uitgewezen dat een basisschoolleerkracht 74 procent verdient van het salaris van mensen met een vergelijkbaar opleidingsniveau. En het onderscheid in het maximale salaris van onderwijzers op basisscholen en docenten in het voortgezet onderwijs is maar liefst zo’n 800 euro.
Tel daarbij de hoge werkdruk in het onderwijs –de gemiddelde basisschoolleraar werkt ongeveer zeven weken per jaar over–, de grootte van de klassen, de invoering van het passend onderwijs en de administratieve rompslomp waarmee onderwijzers geconfronteerd worden en het zal duidelijk zijn dat de noodkreet uit het onderwijs niet uit luxe geboren is.
Cijfers zeggen trouwens niet alles. Het belang van een goede vorming van jongeren is niet in geld uit te drukken. En daar wringt het nogal eens in het rijke Nederland, waar vaak gedacht wordt dat alles in euro’s vertaald kan worden. De jeugd heeft de toekomst, zegt het spreekwoord. Maar als dat zo is, dan moet je er ook naar handelen. Door de mensen die jongeren op moeten leiden niet alleen voldoende te belonen maar ook te waarderen.
De opvoeding van kinderen is in de eerste plaats een verantwoordelijkheid voor de ouders. Maar de invloed van meesters en juffen op kinderen is niet te onderschatten. Verlaging van de werkdruk en goede beloning en waardering van het onderwijzend personeel is daarom geboden.
Het wordt tijd dat de welvaart niet alleen wordt afgemeten aan de hoogte van het bruto nationaal product. Het ontwikkelingsniveau van een land wordt juist daar zichtbaar waar het gaat om niet-materiële zaken zoals de zorg voor jongeren én ouderen.