Parlement moet staatsrecht eerbiedigen
Staatsrecht: veel Nederlanders vallen bij het horen van dat woord acuut in slaap. Toch is het veelal zó saai niet. En in elk geval hebben we het nodig om onze moderne samenleving te behoeden voor politieke en bestuurlijke willekeur.
Dat werd maandag weer eens duidelijk toen de Raad van State een bijzonder advies gaf aan de Tweede Kamer. Het heeft betrekking op een wetsvoorstel dat al in 2002 werd ingediend door toenmalig GroenLinks-Kamerlid Halsema. Zij wilde regelen dat rechters voortaan bevoegd zouden zijn om te toetsen of bestaande wetten misschien in strijd zijn met bepaalde grondrechten. In sommige landen mogen rechters dat; Halsema wilde ervoor zorgen dat dit ook in Nederland mogelijk werd.
Om zo’n constitutionele toetsing tot stand te brengen, moet de Grondwet gewijzigd worden. Dat is op zich geen probleem. Daar hebben we in Nederland een keurige procedure voor. Een wet die de Grondwet wijzigt, moet twee keer door het parlement worden aangenomen. De eerste maal is een normale meerderheid voldoende. Daarna moet een nieuwgekozen volksvertegenwoordiging zich nogmaals over het wetsvoorstel buigen. Die nieuwgekozen Tweede en Eerste Kamer moeten het wetsvoorstel vervolgens met een tweederdemeerderheid aanvaarden. Pas dan is de grondwetswijziging een feit.
Die zware procedure is in de 19e eeuw niet voor niets in ons staatsrecht opgenomen. Om te voorkomen dat min of meer toevallige meerderheden met de Grondwet gaan sollen, heeft de wetgever het relatief moeilijk gemaakt om die Grondwet te veranderen. Een land dat een goede Grondwet heeft, kan daar alleen maar blij mee zijn.
Terug nu naar het wetsvoorstel-Halsema. Daarmee ging het parlement in 2009 akkoord. In 2010 waren er nieuwe Kamerverkiezingen. GroenLinks liet echter na om in de periode 2010-2012 het wetsvoorstel opnieuw in stemming te brengen, vanuit de (terechte) angst dat het verworpen zou worden. Daarna gingen er maar liefst twee Kamerverkiezingen overheen: 2012 en 2017. Het bracht SGP-leider Van der Staaij ertoe voor de zomer de vraag te stellen of dit wetsvoorstel inmiddels niet verlopen is. Met als gevolg dat de Kamer de Raad van State om advies vroeg. Die oordeelde maandag dat het wetsvoorstel, dat inmiddels als de initiatiefwet-Van Tongeren door het leven gaat, inderdaad als vervallen moet worden beschouwd.
Sneu? Ach, voor GroenLinks wel een beetje. Maar anderzijds, wie er even over nadenkt, kan maar één conclusie trekken: goed dat er staatsrecht bestaat. Want geheel los van de vraag of Nederland behoefte heeft aan constitutionele toetsing, moeten eenmaal afgesproken wetgevingsprocedures door het parlement stipt worden geëerbiedigd. Als de wetgever eenmaal gemaakte afspraken, die ook nog eens betrekking hebben op het geraamte van onze rechtsstaat, al aan zijn laars lapt, dan wel losjes hanteert al naar gelang het uitkomt, dan kan hij van burgers haast ook niet meer verwachten dat zij de wet compleet en punctueel naleven. En omgekeerd: goed voorbeeld doet, hopelijk, goed volgen.