Afstand ChristenUnie tot andere partijen wordt kleiner
Zo langzamerhand komt een nieuw kabinet in zicht. Het zal tijd worden ook. Dat de ChristenUnie, in tegenstelling tot andere partijen, aansluiting vindt bij het ‘motorblok’ van VVD, CDA en D66 zegt heel wat over de positie van deze partij.
Kabinetsformaties in Nederland duren altijd lang. Weliswaar heeft België het wereldrecord op zijn naam staan. Na de parlementsverkiezingen van juni 2010 duurde het daar maar liefst 541 dagen voor er een nieuw kabinet kon aantreden.
Door de diepgaande Vlaams-Waalse tegenstellingen is de Belgische staat een problematische constructie. Nederland is dat gelukkig niet. Wel maakt de polarisatie in de politiek, waarbij partijen worden uitgesloten of elkaar uitsluiten, evenals de teruggang van de grote partijen het moeilijker om een enigszins stabiele meerderheidscoalitie te vormen.
Spanningen
Na de verkiezingen van maart was wel duidelijk dat de middenpartijen VVD, CDA en D66 de basis zouden vormen van het nieuwe kabinet. Men sprak in dit verband van het motorblok. Met elkaar kwamen deze partijen echter niet verder dan 71 zetels. Er moest dus nog een partij bij.
Wie de formatieperikelen gevolgd heeft, weet de verdere gang van zaken. De PVV wilde men er niet bij hebben, de SP wilde niet met de VVD, en de PvdA vond dat haar na de dramatische nederlaag de oppositierol paste. Derhalve bleven GroenLinks en ChristenUnie over. Wie van de twee moest het worden?
Ook in het verleden was het vaak zo dat na de verkiezingen meteen al duidelijk was welke partij(en) er in ieder geval in het kabinet zou(den) komen. In de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw en ook in de tijd van Lubbers kon je niet om de christendemocraten heen. De vraag was alleen of de PvdA of de VVD tot de coalitie zou toetreden. Begin jaren zeventig beheerste Den Uyl het speelveld en konden KVP en ARP op zijn voorwaarden aanschuiven.
Overigens suggereert de term motorblok een grotere eenheid dan er in werkelijkheid bestaat. Pechtold heeft duidelijk een andere coalitievoorkeur dan Buma. Vroeger was dat niet anders. Toen gaf het, zeker binnen de Katholieke Volkspartij, vaak grote spanningen of de christendemocraten de benodigde coalitiepartner nu links (PvdA) of rechts (VVD) moesten zoeken.
Goed regeren
De uitslag van de Duitse verkiezingen bevestigt de stelling dat regeren tegenwoordig niet meer zo aantrekkelijk is. Beide regeringspartijen hebben zondag immers aanzienlijk verloren. Bij de kiezers hoopt allerlei onvrede zich gemakkelijk op. De gunstige economische ontwikkeling in de Bondsrepubliek gaf kennelijk niet de doorslag.
Maar er moet natuurlijk wel geregeerd worden. En er moet zelfs goed geregeerd worden. Het gaat om een solide financieel beleid, om zorg voor werkgelegenheid, milieu en veiligheid, om bescherming van het leven en eerbiediging van de zondag, om erkenning van de wezenlijke betekenis van huwelijk en gezin en nog een heleboel meer.
Ook al zijn de mogelijkheden van de overheid beperkt (zeker in een periode van nog geen vier jaar) en leiden goede bedoelingen niet altijd tot goede resultaten, toch zal duidelijk zijn dat het ene regeringsbeleid het andere niet is. Als je kijkt wat de verschillende partijen in hun verkiezingsprograms bepleiten, blijken er forse verschillen te bestaan. Vandaar dat lang niet alle coalities die rekenkundig een meerderheid opleveren in politiek opzicht reëel zijn.
Verschillende dimensies
Daarbij komt dat in de politieke strijd verschillende dimensies te onderscheiden zijn. De sociaal-economische dimensie is altijd nog van groot belang. Bijna alles kost geld, en hoe bereik je dat de verschillende groepen in de samenleving op een enigszins rechtvaardige en billijke manier delen in de (groeiende) welvaart?
Maar strijdvragen over cultuurpolitiek, nationale identiteit, asielbeleid, de verhouding tot de islam en de rol van de EU zijn sinds de eeuwwisseling met kracht naar voren gekomen. PVV, SGP en CDA kijken daar heel anders naar dan D66 of GroenLinks.
Was er tot in het midden van de vorige eeuw een brede consensus over zaken met betrekking tot huwelijk, leven en dood, intussen is dat anders geworden. Daarbij staan partijen als SGP en ChristenUnie duidelijk afwijzend tegenover allerlei moderne ontwikkelingen op deze levensterreinen.
De partijen van het motorblok representeren met elkaar inderdaad de hoofdstroom in politiek, maatschappij en cultuur. In sociaal-economisch opzicht wordt Rutte III een liberaal kabinet. Als het echter gaat om nationalisme versus kosmopolitisme hebben de desbetreffende partijen onmiskenbaar verschillende voorkeuren. Het kosmopolitische D66 staat hier tegenover het CDA, dat zich tegenwoordig als conservatief-nationalistisch presenteert, terwijl de VVD zo ongeveer in het midden staat.
Die verdeeldheid komt aardig overeen met de feitelijke situatie in ons land. Enerzijds is er een toenemende internationale verwevenheid op allerlei gebied en anderzijds een sterker beklemtonen van de nationale identiteit. En wat de ethische strijdvragen betreft conformeren de drie partijen zich aan de moderne ontwikkelingen. D66 loopt daarbij voorop en het CDA bevindt zich in de achterhoede.
Minder afstand
Opmerkelijk is dan dat de ChristenUnie, naar het zich laat aanzien, wel aansluiting vindt bij het motorblok, en GroenLinks of SP niet. Segers en de zijnen zien de afstand van hun partij tot de combinatie van VVD, CDA en D66 kennelijk als minder groot dan de afstand die Klaver en Roemer c.s. ten aanzien van hun eigen partijen hebben waargenomen. Dat zegt wel wat, temeer daar de ChristenUnie minder inbreng in het regeringsprogram en het feitelijke kabinetsbeleid zal hebben dan GroenLinks of SP. Die zijn nu eenmaal drie keer zo groot.
Begin deze eeuw is de ChristenUnie ontstaan uit GPV en RPF, partijen die terecht altijd zwaar tilden aan zaken als abortus, euthanasie, huwelijk en gezin. Dat zou een grote afstand moeten geven tot de partijen van het motorblok. In de huidige politieke praktijk is dat kennelijk niet meer zo.
Voor Segers is het een belangrijk gegeven dat de grote meerderheid van de bevolking de huidige medisch-ethische praktijk steunt. Iets dergelijks kan bijvoorbeeld ook gezegd worden van de zondagsopenstelling van winkels. Maar is daarmee de zaak afgedaan?
Natuurlijk, in het dagelijks leven is er zoiets als de normatieve kracht van de feitelijkheid. Wat gangbaar is, wat velen vinden en doen, wordt gemakkelijk normaal en acceptabel gevonden. Dat werkt ook door in de politiek. Maar zou een christelijke partij niet beter moeten weten? Geldt voor haar niet het gezag van Gods Woord?
Bovendien, bij GroenLinks en SP weten ze ook wel dat de meerderheid van het volk haar standpunten over het asielbeleid of de economische orde in Nederland niet deelt. Kennelijk was dat voor hen geen reden om die standpunten daarover aan de kant te schuiven, ten einde de afstand tot de drie leidende partijen in de kabinetsformatie te verkleinen.
Wezenlijke uitgangspunten
Je kunt je goed voorstellen dat een halfjaar na de verkiezingen velen het hoog tijd vinden dat er eindelijk eens een kabinet komt. Maar de inhoud van het regeringsprogram is uiteraard ook van groot belang.
Dat het CDA zonder problemen tot de coalitie toetreedt, zal niemand verbazen. De C van het CDA is die van een cultuurchristendom. Bij de ChristenUnie lag dat vanouds toch anders. Als die straks deel gaat uitmaken van een overwegend liberaal kabinet met een dito program, dan botst dat toch met een heel aantal wezenlijke uitgangspunten van de partij. Althans uitgangspunten die vanouds de (voorgangers van die) partij stempelden.