Relevantie van religie hangt niet af van opvatting van mensen
Is religie passé? Over dat thema gingen maandag de Rotterdamse burgemeester Aboutaleb en de voorzitter van het Humanistisch Verbond, Boris van der Ham, onder leiding van EO-presentator Tijs van den Brink met elkaar in debat. De locatie: de hervormde Pelgrimvaderskerk in Rotterdam-Delfshaven.
Voor burgemeester Aboutaleb, zelf praktiserend moslim, is de vraag die centraal stond in het debat overigens geen vraag. De toegevoegde waarde van religie in de maatschappij is voor hem overduidelijk.
Maar ook Boris van der Ham, die zichzelf atheïst noemt, vindt dat religie een rol speelt in de samenleving. Hoewel zelf niet echt religieus opgevoed, is hij afkomstig uit een christelijke gereformeerde familie, zo vertelde hij. Ooit zong hij in de Rotterdamse Pelgrimsvaderskerk het gezang ”U zij de glorie”. Met tranen in de ogen, zegt hij zelf.
Voor burgemeester Aboutaleb is het geweten het kompas voor zijn handelen. En religie inspireert hem om dat geweten te voeden.
Voormalig D66-politicus Van der Ham meent dat, hoewel religie niet passé is, de religieuze instituten, de georganiseerde religie, dat wel zijn. Volgens hem hebben namelijk ook veel mensen die zich christen noemen niets met religieuze instituten. Hoewel dat helaas zo is, kun je daaruit toch moeilijk de conclusie trekken dat georganiseerde religie er niet meer toe doet. Iedere zondag bezetten nog steeds honderdduizenden mensen de kerkbanken. Zeggen dat religieuze instituten passé zijn, is hetzelfde als zeggen dat voetbal nog steeds bestaat, maar dat het georganiseerde voetbal voorbij is. Immers: tal van mensen die zeggen van voetballen te houden, hebben niets met wedstrijden in een stadion.
Voor een christen is het duidelijk dat de vraag of religie passé is, ten diepste niet beantwoord wordt door mensen. De relevantie van het geloof in de God van Israël hangt niet af van mensen die zeggen wel of niet in Hem te geloven.
De christelijke gemeente bestaat niet bij de gratie van mensen. Ze bestaat bij de gratie van God, Die genadig is en niet wil dat mensen verloren gaan, maar dat zij allen tot bekering komen.
De opmerking van Van der Ham dat hij bij het zingen van het lied ”U zij de glorie” tranen in de ogen kreeg, is trouwens meer dan zomaar een opmerking. Zo zei de onlangs overleden prof. dr. Harry Kuitert in een van zijn laatste interviews dat ook hij in huis graag „juichend” de psalmen zong. En van de vroegere PvdA-voorman Joop den Uyl is bekend dat hij op zondagochtenden luidkeels psalmen zong.
Waar woorden die gericht zijn op het hoofd van mensen die het geloof de rug hebben toegekeerd, vaak niet aankomen, kiest muziek blijkbaar een poort die rechtstreeks in verbinding staat met de ziel.
De emoties die er kunnen bovenkomen door het zingen of het horen van een psalm of lied, laten op zich al zien dat religie niet passé is. Zelfs niet voor mensen die zeggen dat het voor hen wél passé is.
Zo bezien kan het eenvoudige zingen van de christelijke gemeente voor veel kerkverlaters weleens doeltreffender evangelisatiemateriaal zijn dan de mooiste brochure.