Column: Niet bij kerktorens alleen
De Joodse schrijver Robert Vuijsje stelde onlangs een vlijmscherpe, adembenemende vraag: „Had de Joods-christelijke traditie soms een time-out tussen 1940 en 1945?” zo vroeg hij zich af. De Holocaust is uitgevonden in een land waarin ieder dorp minstens twee kerktorens had. De christelijke traditie bleek geen kracht te hebben om zich serieus te verzetten tegen de vernietiging van miljoenen Joden. Integendeel, Duitse kerkleiders hieven vrijwel eenparig hun gestrekte rechterarm voor de nationaalsocialistische demon. Toen CDA-leider Buma in zijn H. J. Schoo-lezing een herwaardering van de Joods-christelijke traditie bepleitte, gaf hij zich van deze huiveringwekkende episode in onze westerse geschiedenis geen rekenschap.
Buma stipt in zijn lezing waardevolle zaken aan en citeert grote denkers, zoals Burke en Groen van Prinsterer. De wrange vruchten van de Franse Revolutie worden scherp gehekeld. De doorgeslagen nadruk op vrijheid en gelijkheid ondermijnt onze samenleving en verstikt de gemeenschap. Wat is de remedie volgens Buma? De oplossing ligt in een terugkeer tot onze gemeenschappelijke traditie, zoals die is gestempeld door het christendom.
Dit is vooral géén geloofszaak, zo haastte Buma zich te zeggen. Het gaat slechts om de politiek-filosofische vertaling van de christelijke traditie. Iedereen kan meedoen, al zie je nooit een kerk vanbinnen en al sla je nooit een Bijbel open. Hier dus niet Groen van Prinsterers adagium ”Tegen de revolutie, het Evangelie”, maar ”Tegen de revolutie, onze traditie”.
Manco
Hiermee stuiten we met een klap op het grootste manco van het door Buma bepleite conservatisme. Een conservatief als Buma wil bepaalde waarden en deugden bewaren om te voorkomen dat de samenleving afglijdt, maar de oorzaak van dat afglijden –het ongeloof– laat hij onaangetast en blijft onbenoemd. Het is dweilen met deugden, terwijl de kraan van het ongeloof openblijft. Conservatieven willen het afglijden van de samenleving niet tegengaan met het Evangelie, maar met een reeks deugden, die zich volgens hen in de geschiedenis hebben bewezen.
Welke deugden dit zijn, bleef in het betoog van de CDA-leider uiterst vaag. Geen enkel woord werd er gewijd aan het klassieke huwelijk tussen man en vrouw. Geen aandacht voor de bescherming van kwetsbaar leven. Geen aandacht voor de positie van de zondag. Tekenend is dat Buma zelfverzekerd beklemtoont dat Nederland nog steeds een christelijk land is. In het licht van de voortijlende secularisatie, 30.000 abortussen per jaar, homohuwelijk en snelle uitbouw van een doodscultuur, vraag je je af welke maatstaf Buma hanteert voor deze boude stelling.
Buma benoemt waardevolle punten. Tegenover het holle gekraai van Pechtold een verademing. Maar louter een oproep tot een terugkeer naar de christelijke traditie schiet tekort. Die traditie kan slechts opleven als zij verbonden is met het geloof in de levende God. Niet bij kerktorens alleen! Tegenover de geloofsartikelen van de verlichting biedt alleen het geloof in het Evangelie uitkomst. Al het andere is symptoombestrijding en geeft er blijk van dat de ernst van de malaise in onze samenleving niet wordt gepeild.
Handen vrij
Groen van Prinsterer schrijft: „Het antirevolutionaire beginsel is niets anders dan het christelijk beginsel, het beginsel der Reformatie. Het is niets anders dan het geloof in de levende God. De godsdienstkwestie is de voornaamste, de eerste kwestie, die de politieke kwestie beheerst en insluit.” Deze zinnen geven zomaar een onbehaaglijke kriebel. Het klinkt zo massief en exclusief. Alsof je deuren dichtgooit. Wat kun je daar nu mee in de politiek, waar je het toch met andersdenkenden moet zien te rooien?
Het samen met andersdenkenden zoeken naar gemeenschappelijke grond is politiek gezien zeker geboden. Ook de lezing van Buma biedt daarvoor aanknopingspunten. Hopelijk slagen CDA en CU erin om dit handen en voeten te geven via deelname aan het kabinet. Zorgvuldig en voorzichtig manoeuvrerend, gedragen op de vleugels van onze voorbede. De marges zijn uiterst smal voor hen.
Daarom is het goed dat ten minste één christelijke partij buiten het kabinet blijft en de handen vrijhoudt om onbewimpeld vanuit Gods Woord te kunnen spreken. De diepste werkelijkheid mag niet worden verzwegen. Dit verzwijgen zou hoogst onbarmhartig zijn. Zonder terugkeer naar de levende God is er voor de westerse samenleving geen enkel perspectief, maar buigen wij zomaar opnieuw voor de duistere demon.
Mr. D. J. H. Van Dijk, lid van de Eerste Kamer voor de SGP. Reageren? rubriekforum@refdag.nl