Dank God
1 Thessalonicenzen 5:18
„Dankt God in alles; want dit is de wil Gods in Christus Jezus over u.”
Wanneer wij de weldaden van God hebben leren kennen, laten wij belijden dat wij die van God ontvangen hebben en niet lichtvaardig God de Wachter en Helper verwerpen, maar ons beijveren Hem te behagen en onze dankbaarheid met de ware plichten van het leven en met de stem toebrengen. Want Hij eist deze belijdenis opdat Hij geëerd wordt. En laten wij allereerst onszelf te binnen brengen dat de goede dingen ons niet bij toeval aangeboden worden, maar dat wij God waarlijk ter harte gaan, dat onze gebeden verhoord worden en wij door God geholpen worden.
Verder wil Hij dat deze onze belijdenis een getuigenis is bij de andere mensen over de voorzienigheid. Hij wil dat de anderen versterkt worden, om waarlijk te geloven dat de menselijke zaken God ter harte gaan, dat de gebeden van de Kerk verhoord worden. Daarom biedt David in de Psalmen zó dikwijls dit eerbewijs zijnerzijds voor de ontvangen weldaden, namelijk het vieren van de weldaad, zoals in Psalm 118:17: Ik zal niet sterven, maar leven en de werken des Heeren vertellen, ik zal Uw weldaden vieren en een getuige zijn van de ware leer.
God eist waarlijk de dankbaarheid en schat die hoog; daarom hoewel de dankbaarheid ook het zich toeleggen op gehoorzaamheid omvat, moeten wij ons toch dagelijks gewennen aan een bepaalde gedachtenis in woorden.
Philippus Melanchthon, theoloog te Wittenberg
(”Loci communes”, 1551)