„Utrechtse familie aan lot overgelaten”
De Marokkaanse familie uit de Utrechtse Bucheliusstraat bij wie een arrestatieteam op 26 september een inval deed, wordt aan haar lot overgelaten.
Dat stelde advocate B. Böhler van de familie donderdag. Achteraf gaf het openbaar ministerie toe dat op de drie aangehouden gezinsleden, geen verdenking meer rust.
„Dat er op een gegeven moment wordt besloten tot zo’n ingrijpende actie is tot daar aan toe”, vindt Böhler. „Maar als je achteraf toegeeft dat deze mensen niets met terrorisme te maken blijken te hebben, help ze dan ook weer op de been. Dat is tot nu toe helemaal niet gebeurd. Dat vind ik onbehoorlijk.”
Bij de inval hield het arrestatieteam de vader, de moeder en hun 18-jarige zoon aan. Justitie zegt dat er een vermoeden was dat er in het huis explosieven waren.
Een 8-jarig zoontje dat bij de politieactie aanwezig was, nam de politie ook mee om hem op te vangen. Maar daar is volgens Böhler uiteindelijk bijzonder weinig van terechtgekomen. Het jongetje heeft uren zonder goede opvang op het politiebureau zitten wachten. Uiteindelijk is hij aan een familielid meegegeven.
De jonge zoon heeft een flinke klap aan de hele actie overgehouden, stelt de raadsvrouw. Die klap had minder hard kunnen zijn als de politie direct voor een goede opvang en begeleiding had gezorgd.
„De jongen durft nu niet meer naar huis. Hij slaapt daarom bij familie”, vertelt Böhler. „Er is vanuit de politie geen enkele poging gedaan om iets voor hem te doen. Ik heb de volgende dag zelf nog slachtofferhulp voor hem moeten regelen. Ook kreeg hij zijn schoolboeken die in beslag waren genomen, niet terug. Onbegrijpelijk. Wat schoolboeken met terrorisme te maken hebben, begrijp ik echt niet.”
Het gebrek aan nazorg geldt ook voor de vader, moeder en zoon die geblinddoekt en geboeid zijn afgevoerd. Zij vinden het volgens Böhler vreemd dat justitie wel vaak communiceert met de media en vertelt dat de familie nu goed moet worden behandeld en opgevangen. „Feitelijk is dat nog helemaal niet gebeurd”, concludeert de raadsvrouw. De familie heeft volgens haar de indruk dat justitie alleen voor de pers een goede indruk wil achterlaten.
Böhler: „Verder hecht de familie aan eerherstel, vooral met het oog op de toekomst van hun kinderen. De ouders zijn bang dat de inval en de verdenking ergens geregistreerd staan en dat hun zonen straks bij sollicitaties in de problemen zullen komen.”
De advocaten van het gezin willen achterhalen of het openbaar ministerie wel voldoende gronden had om zo’n zware inval te doen. Justitie wil daar echter geen informatie over vrijgeven. De raadslieden van het gezin overwegen om hiertegen bezwaar te maken. „De familie heeft het er erg moeilijk mee dat justitie geen opening van zaken wil geven”, constateert Böhler. „Ze kunnen daarom niet begrijpen waarom dit hun allemaal is overkomen.”