„Meer vitamine D voor zwangere nodig”
Het bestaande advies aan zwangeren om dagelijks vitamine D te slikken, schiet tekort. De huidige aanbeveling is te laag. Zwangere vrouwen hebben vaak meer nodig dan de gebruikelijke 400 internationale eenheden (10 microgram) per dag die wordt aanbevolen door de Gezondheidsraad.
Dat blijkt uit onderzoek van het Meander Medisch Centrum (MMC) in Amersfoort dat is gepubliceerd in het Nederlands Tijdschrift voor Klinische Chemie en Laboratoriumgeneeskunde. De uitkomsten werden deze week gepresenteerd.
Het onderzoek werd uitgevoerd in het MMC en twee verloskundigenpraktijken in de regio Amersfoort. Bij een groep van 372 zwangere vrouwen met een vitamine D tekort werd nagegaan in hoeverre het vitamine D gehalte in hun bloed na enkele maanden toegenomen was bij een toediening van 400 internationale eenheden (400 IE) dan wel 800 IE vitamine D. Een groot deel van de zwangeren (57 procent respectievelijk 35 procent) haalde daarmee niet het juiste gehalte aan vitamine D in het bloed.
De geadviseerde doseringen zijn te laag, stellen de onderzoekers op basis van de nieuwe onderzoeksgegevens. „Ze zijn alleen geschikt voor zwangeren met een normaal vitamine D gehalte”, aldus gynaecoloog Jitze Duk. Samen met Jos Wielders, tot voor kort klinisch chemicus in het Meander Medisch Centrum, begeleidde hij het onderzoek naar het vitamine D-gehalte bij zwangeren. Bij vrouwen die al een tekort aan vitamine D hebben voordat ze zwanger raken –en dat is vaak het geval– is het slikken van 10 microgram vitamine D per dag tijdens de zwangerschap onvoldoende. „Voor hen zou de dosis daarom moeten worden verhoogd.” Hoeveel de dosering zou moeten stijgen, moet volgens beide onderzoekers in een vervolgstudie worden uitgezocht. Duk: „Een ”one size fits all-aanpak” bij zwangeren is in ieder geval niet meer van deze tijd.”
Een tekort bij de moeder raakt ook het kind, zowel tijdens de zwangerschap als tijdens de periode van borstvoeding. Kinderen met een tekort hebben een verhoogd risico op onder meer botafwijkingen, spierzwakte, infecties met het RS-virus, diabetes type 1 en autisme.