Levensvormneutraal belastingstelsel is geboden
Het is niet aan de staat om te bepalen hoe mensen hun leven inrichten en financiële consequenties te verbinden aan hun levenskeuzen, stelt Jos Teunissen.
Volgens de onlangs door het Nibud en het vrouwennetwerk WomanInc gelanceerde ”WerkZorgBerekenaar” is het voor ouders financieel het gunstigst wanneer ze even veel verdienen. De belastingdruk neemt toe naarmate de onderlinge inkomensinbreng meer afwijkt van de 50/50-verhouding.
Een eenverdienersgezin wordt het zwaarst belast: dit betaalt inmiddels tot bijna zes keer meer belasting dan een tweeverdienersgezin met hetzelfde gezinsinkomen – als er sprake is van inkomen uit loondienst; gaat het om zzp’ers, dan zijn de verschillen nog extremer. Dit is vooral een gevolg van enerzijds de sterke verhogingen van de arbeidskorting en de combinatiekorting (voor werkende ouders met kinderen onder 12 jaar) en anderzijds de stapsgewijze afschaffing van de algemene heffingskorting voor een niet-verdienende partner.
De verschillen, die weinig of niets meer te doen hebben met draagkrachtverschillen, zullen de komende jaren verder oplopen. Belastingheffing wordt in toenemende mate gebruikt ter stimulering of juist ter ontmoediging van bepaald gewenst of ongewenst geacht gedrag van burgers. Hoofddoelstelling is bevordering van de arbeidsparticipatie en daarmee van individuele economische zelfstandigheid, die een noodzakelijke voorwaarde zou zijn voor emancipatie, in het bijzonder van vrouwen.
Ideologie
Landen als Duitsland en Frankrijk kennen een splitsingsstelsel, waardoor het voor de belastingdruk niet uitmaakt hoe partners onderling de taken hebben verdeeld. Nederland heeft echter geen levensvormneutraal belastingstelsel. Dit is in belangrijke mate door ideologie ingegeven.
Dat individuele economische zelfstandigheid een noodzakelijke voorwaarde is voor emancipatie (”bevrijding”), werd al in 1879 verdedigd door de politicus August Bebel in het invloedrijke geschrift ”Die Frau im Sozialismus” (het werd bijna zeventig keer herdrukt, het laatst eind jaren tachtig in de DDR). Bebel schreef: „Alle onderdrukking is een gevolg van de economische afhankelijkheid van de onderdrukte van de onderdrukker.” Volgens hem had Marx over het hoofd gezien dat dit niet alleen voor arbeiders maar óók voor vrouwen gold.
Die emancipatie kon niet aan de vrije keuze van mensen zelf worden overgelaten. Zoals de filosoof Jean-Jacques Rousseau in zijn ”Du contrat social” (1762) al betoogde, weten veel mensen niet zelf wat het beste voor hen is. Ze hebben, als gevolg van de economische verhoudingen, een ”verkeerd bewustzijn”, aldus een bekende uitspraak van Karl Marx. Als die economische onderbouw wordt aangepast, verandert óók het bewustzijn.
Opheffing van belemmeringen voor economische zelfstandigheid (zoals afschaffing in 1957 van de handelingsonbekwaamheid van de gehuwde vrouw) alléén is daarom in die visie niet voldoende. Voor hun eigen bestwil moeten mensen –in de woorden van Rousseau– worden „gedwongen vrij te zijn”, waarna ze zich zullen realiseren dat ze zich eerder hebben vergist. In de DDR en andere marxistisch-leninistische staten werden economische zelfstandigheid en arbeidsplicht grondwettelijk verankerd.
Minachting
Het is nogal ironisch dat in Nederland juist politici die zich ”liberaal” noemen, zijn beïnvloed door deze geseculariseerde vorm van zendingsdrang. Dat het financieel afknijpen van burgers niet als dwang maar als ”prikkelen” en ”stimuleren” wordt aangeduid, is verhullend taalgebruik.
De ontwaarding van onbetaalde zorgarbeid komt tot uitdrukking in de aanduiding ”aanrechtsubsidie” voor de algemene heffingskorting voor een niet-verdienende partner. Dit is een giftig woord, een onwoord, een combinatie van minachting en onwaarheid. Deze korting kan namelijk nooit hoger zijn dan wat door beide partners aan belasting moet worden betaald (na aftrek van de andere heffingskorting) en wordt dus bekostigd uit het gezinsinkomen.
Deze korting is de opvolgster van de vroegere belastingvrije voet, maar heeft dezelfde functie: het van belastingheffing vrijstellen van wat nodig is om te voorzien in een bestaansminimum. Of een gezinsinkomen uit één of twee bronnen komt, maakt daarvoor niet uit: ook een niet-verdienende partner moet kunnen leven. Ook in landen zonder fiscaal splitsingsstelsel wordt daarom in ieder geval een belastingvrije som toegerekend aan óók een niet-verdienende partner. Zoals de Duitse constitutionele rechter heeft uitgesproken, zou anders sprake zijn van schending van de menselijke (gelijk)waardigheid.
Gedragssturing
De afschaffing van deze korting is dan ook niets minder dan een beschavingsinbreuk. Waar moet de niet-verdienende partner van leven? Van het inkomen van de verdienende partner? Dan zou een deel van dat inkomen ook fiscaal aan de andere partner moeten worden toegerekend, maar dat wil de Nederlandse staat nu juist geheel afschaffen.
Een meer levensvormneutraal belastingstelsel is gewenst: het is niet aan de staat –als die staat een rechtsstaat is– om te bepalen hoe mensen hun leven inrichten, en dus ook niet om financiële consequenties te verbinden aan hun levenskeuzen.
Ten slotte: waarom staat de WerkZorgBerekenaar, die financieel mogelijk is gemaakt door het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, niet op de website van de rijksoverheid? Misschien omdat dan eerder zou opvallen dat er sprake is van gedragssturing? Een als onafhankelijk bekendstaand instituut als het Nibud moet zich niet voor een ideologisch karretje laten spannen.
De auteur is hoogleraar algemeen staatsrecht.