Column (ds. J. Belder): Kijk- en leerboek
Een halfjaar wonen wij alweer op de Veluwe. En dan nog steeds geen zwijn gezien. ’t Zat me niet lekker. Afgelopen week trok ik er enkele avonden op uit, vurig hopend wild te zien zwerven.
De eerste avond valt tegen. Het enige dat zwerft, zijn plastic flesjes en verpakkingen. Een jongen scheurt de avondstilte aan flarden met een uitbundig schetterende transistor. Zware bassen bonken nog geruime tijd na. Zeker bang alleen in het bos. Dan passeert een gezin. Vakantiegangers, schat ik voorzichtig in. Een jongetje schreeuwt uit alle macht: „Papa, wanneer zien we nou eens een hert?” Papa buldert terug: „Dan moeten we heel stil zijn.” In de wolken boven de bomen ronkt een legerhelikopter langdurig en luidruchtig boven bos en veld.
De tweede avond levert meer op. Een reebok schrikt en maakt zich blaffend uit de voeten. Bij het Kootwijkerzand beklim ik de hoge uitkijktoren. Geen wild. Alleen die magnifieke bobbelige zandvlakten die van geen ophouden weten. Geheimzinnige verlatenheid. De Veluwe grossiert hier in bos, hei en zand.
Inmiddels trekt het laatste magere zonlicht zich terug. Ik keer om richting Harskamp en sta even later oog in oog met een jonge ree. Hij kijkt en ik kijk. Nog geen kilometer verder gekraak in de takken van het ongeordende bos. Twee stevige zwijnen steken bedaard het bospad over. Een dertiental biggen in streeppyjama volgt. Twee volwassen dieren sluiten de rij. Op een drafje verdwijnen ze weer in het schemerige bos. Dit zijn van die kleine genoegens die de kroon vormen op een lange dag.
Eenzelfde verrukking moet de dichter van Psalm 104 gekend hebben. Hoe kom je anders op zo’n kostelijk loflied op de Schepper? Niks geen toeval en oerknal. Door mijn hooggeleerde Wageningse chef van weleer honend het geloof van de „biologieleraar op de middelbare school” genoemd.
Trouw schreef kortgeleden in een wetenschapsbijdrage over kleine dino’s. Nagejaagd door sterkere soortgenoten sprongen de stakkers vervuld van doodsangst in de lucht, spreidden in paniek hun vlerken en ontdekten te kunnen vliegen. Nu waren er vogels. Een lezeres vroeg prompt de redactie om voortaan een waarschuwing boven artikelen van dit kaliber. „Niet lezen tijdens koffiedrinken. Morsgevaar.”
Vlak bij huis valt mijn oog op een late merel, wormen pikkend voor zijn jongen. Weleens gehoord van een crèche waar de dierenwereld zijn nazaten dropt? In de verte roept een koekoek. O ja, uitzondering op de regel. Kraamzorg en opvoeding besteedt hij uit. Maar zo’n koekoeksjong ontpopt zich al snel tot een egoïst, een volbloed aso. Hoe leerzaam is het boek der schepping.