Nadenken over levenseinde belangrijker dan discussie over cijfers
Overheidsinformatie kan helpen bij het maken van keuzes rondom reanimatie, maar de persoonlijke afwegingen in overleg met de arts zijn doorslaggevend, betogen Esmé Wiegman en Rineke Heij.
In het commentaar van RD 7-6 wordt gepleit voor eenduidige informatie over reanimatie door het ministerie van Volksgezondheid. Het is echter de vraag of dat mogelijk is en of het ministerie daarin de bepalende factor moet zijn. Over cijfers zullen de betrokken organisaties het op het thema reanimatie nooit eens worden. Nationale en internationale cijfers zeggen lang niet alles; zeker niet wanneer het gaat over de individuele gezondheidssituatie van een patiënt. Reanimatiecijfers zijn niet onbelangrijk, maar belangrijker is het vroegtijdig naden- ken en spreken over het levenseinde, met de naasten en met de (huis)arts.
Een besluit of je wel of niet gereanimeerd wilt worden, is niet alleen een persoonlijke, maar vooral ook een medische beslissing. Daarom is het belangrijk om deze afweging samen met een arts te maken. Hij of zij heeft de verantwoordelijkheid en de kennis om een goede medische behandeling te geven. De arts kan, op basis van de unieke, persoonlijke situatie, inschatten of een reanimatie zinvol is of niet. Hij interpreteert wetenschappelijk onderzoek in het belang van de individuele patiënt. Ook het initiëren van nieuw wetenschappelijk onderzoek hoort bij de medische beroepsgroep en is geen taak van de overheid.
Bij het nemen van een besluit over reanimatie weegt het oordeel van de arts dus zwaar. Het kan zijn dat je zelf gereanimeerd wilt worden, maar dat de arts tot de conclusie komt dat dit medisch niet verantwoord is. Het is goed om te beseffen dat reanimatie in zo’n geval niet op voorhand af te dwingen is. Andersom kun je zelf wel redenen hebben om niet gereanimeerd te willen worden, óók als de kans van slagen medisch gezien reëel is. In zo’n geval telt –voor de wet– de persoonlijke wens zwaarder dan de medische mogelijkheden.
Goede zorg
Vanuit de Nederlandse Patiënten Vereniging (NPV) adviseren we mensen om met hun (huis)arts te overleggen over een reanimatiebesluit. Twee vragen helpen om tot een goede keuze te komen. Allereerst: is er sprake van medisch zinvol handelen?
Als reanimatie nog een reële kans van slagen heeft, dan kun je spreken van goede zorg voor het leven. Dan ligt het voor de hand om te kiezen voor wél reanimeren. Als die kans er niet is, is een reanimatie niet passend.
De tweede vraag: is er sprake van proportioneel handelen? Bij deze vraag gaat het erom of het redden van het leven in verhouding staat tot de mogelijke complicaties. Wegen de voors op tegen de tegens?
In sommige gevallen heeft de reanimatie misschien nog kans van slagen, maar is de kans op bijvoorbeeld ernstige hersenschade zeer groot. Het is dan aannemelijk dat iemand kort na de reanimatie alsnog overlijdt, of verder moet leven met zeer ernstige beperkingen. In deze situaties kun je je afvragen of er met reanimatie sprake is van goede zorg voor het leven.
Verschillende keuzes
Als christen geloof je dat de Schepper je het leven heeft gegeven. Tegelijkertijd ervaar je ook de verantwoordelijkheid om zorgvuldig om te gaan met dat kostbare geschenk. In het nadenken over reanimatie zie je beide lijnen terug: Gods voorzienigheid en de verantwoordelijkheid van de mens. Sommigen zijn bang dat je door te reanimeren ingrijpt in het levenseinde dat God bepaald heeft. Je laat geen ruimte voor Zijn voorzienigheid. Anderen vinden juist dat je op Gods plaats gaat staan als je níét reanimeert. Versnel je dan niet het einde van het leven ?
Christenen kunnen dan ook tot verschillende keuzes komen. Overheidsinformatie kan helpen bij het maken van keuzes, maar de persoonlijke afwegingen in overleg met de arts zijn van doorslaggevend belang.
De auteurs zijn verbonden aan de NPV | Zorg voor het leven, Esmé Wiegman als directeur en Rineke Heij als beleidsadviseur.